Demonstranten in Amsterdam geconfronteerd met politie tijdens protest voor Palestina
Amsterdamse demonstranten tegenover politie tijdens felle spanningen over Gaza

Frictie als vrijheid: over spanningen, wantrouwen en wie er wél mag schreeuwen

3 minutes, 37 seconds Read

De nieuwste gemeentelijke rapportage over spanningen in Amsterdam klinkt bezorgd, maar beheerst. Burgemeester Halsema stelt dat radicalisering binnen de perken blijft, ondanks de groeiende maatschappelijke fricties. Toch legt het rapport iets bloot dat we beter niet bagatelliseren: het sluimerende wij-zij-denken, de tanende tolerantie voor afwijkende opvattingen, en het dagelijkse wantrouwen richting instituties. Wat zegt dat over wie we zijn als samenleving?

Laten we een hardnekkig misverstand meteen uit de weg ruimen: mensen worden niet uit het niets extreem of intolerant. Achter elke uiting van maatschappelijk conflict gaat een diepere laag van frustratie schuil. Internationale gebeurtenissen — denk aan de genocide in Gaza, zoals onderbouwd door juridische en politieke analyses van o.a. Zuid-Afrika bij het Internationaal Gerechtshof — raken mensen persoonlijk: in hun waardigheid, hun identiteit, hun gevoel voor rechtvaardigheid. Deze kwalificatie is geen retorisch middel, maar weerspiegelt de morele verontwaardiging die breed leeft onder activisten, juristen en mensenrechtenorganisaties. Als een staat daarin geen morele houding toont of, erger nog, actief meehelpt met repressie, dan groeit niet alleen de woede. Er ontstaat ook het besef dat meebuigen niets oplevert.

De protesten in Amsterdam, de spanningen op scholen, de soms scherpe uitingen online: het zijn geen op zichzelf staande incidenten. Het zijn signalen. Neem het voorbeeld van een middelbare school in Nieuw-West waar leerlingen en ouders botsten over het verbod op politieke symbolen tijdens de Gaza-protesten. Of denk aan de massale demonstraties op het Museumplein, waar duizenden hun frustratie uitten over het Nederlandse buitenlandbeleid. Zulke gebeurtenissen laten zien dat veel inwoners zich structureel niet gehoord voelen. Beleidskeuzes die hen negeren of marginaliseren, doen meer dan ongemak veroorzaken — ze tasten het gevoel van burgerschap aan. De woede op straat is dus niet het probleem, maar een symptoom van iets veel fundamentelers.

Institutioneel wantrouwen als diagnose, niet als ziekte

Het rapport signaleert dat het vertrouwen in de overheid afneemt, vaak vergezeld door complottheorieën of zogenoemd extremistisch gedachtegoed. Maar niet elke vorm van achterdocht is gevaarlijk. Wat als mensen gewoon niet meer geloven dat instituties nog in hun belang handelen? Als de huur onbetaalbaar is, zorg ontoegankelijk, en politiegeweld afgedaan wordt als incidenten, is het dan vreemd dat men elders naar antwoorden zoekt?

Natuurlijk, er zijn complotten die schade aanrichten. Maar het werkelijke gevaar zit niet bij obscure Telegram-kanalen. Het zit in een maatschappij die geen ruimte biedt voor afwijkende geluiden, tenzij die netjes passen binnen het systeem. De vermenging van radicale ideeën met bredere maatschappelijke onvrede is dan ook geen toeval. Het is de uitkomst van decennia aan beleidskeuzes die ongelijkheid normaliseren — denk aan de woningcrisis door marktwerking in de sociale huursector, de criminalisering van daklozen, of de beperkte ondersteuning van jongerenwerk in kwetsbare wijken.

Extreemrechts: het nieuwe normaal?

Opmerkelijk is hoe de rapportage extreemrechts nog slechts terloops noemt. In 2021 werd het expliciet als dreiging erkend. Dat is pijnlijk, want juist deze stromingen — van Vizier op Links tot geïmporteerde anti-wokecampagnes — verspreiden structureel haat, uitsluiting en geweld. Denk aan de aanvallen op dragshows, de demonisering van LHBTQ+-voorlichting of de hetzes tegen progressieve docenten. Dit zijn geen toevalligheden. Ze zijn gepland, gefinancierd, gelegitimeerd.

De term ‘diffuus’ doet vermoeden dat het allemaal wat vaag en versnipperd is. Maar extreemrechts werkt zelden met vlag en vaandel. Het sluipt binnen via retoriek, via beleidsvoorstellen, via framing. Denk aan begrippen als ‘normale Nederlanders’, ‘grenzen bewaken’, ‘veiligheid’. Het ware succes van extreemrechts? Het nestelt zich moeiteloos in de alledaagse politieke taal.

Een stad die vrij wil zijn, moet ook frictie durven toelaten

Halsema zegt terecht dat spanningen onvermijdelijk zijn in een diverse stad. Maar het echte vraagstuk is: wat doen we met die spanning? Proberen we haar te onderdrukken, of gebruiken we haar als een kans om te luisteren, te leren, te veranderen?

Een democratische stad moet ruimte bieden aan onenigheid, aan protest, aan dissonante stemmen. Niet alleen binnen de muren van overlegstructuren, maar juist daarbuiten. Op straat, in buurthuizen, op sociale media. Daar waar het schuurt, daar leeft de democratie.

Wat we nodig hebben is geen technocratisch deradicaliseringsbeleid, maar een moreel radicaal beleid van solidariteit. Een stad waarin mensen zich niet alleen veilig voelen om te bestaan, maar ook om te botsen, om zich te organiseren, om het oneens te zijn.

Want pas als we conflict niet langer als dreiging zien, maar als motor van verandering, kunnen we bouwen aan een stad die niet alleen divers is op papier, maar ook werkelijk vrij.

Aanbevolen voor jou