Acht maanden kabinetsbeleid en de balans is schrijnend: een regering die geen richting weet te vinden, geen rechtvaardigheid nastreeft en vooral chaos en schade achterlaat. Tussen neoliberale verlamming en performatieve wreedheid blijft de werkende klasse, de vluchteling en de huurder achter met de rekening.
Technocratisch cynisme
Neem minister Faber. Haar starre houding rond de asielwetten is exemplarisch voor de onmacht van dit kabinet. Ooit riep ze dat er aan haar wetsvoorstellen geen ‘punt of komma’ mocht worden veranderd. Nu schuift ze iets milder aan in het debat, maar zonder enige werkelijke bereidheid om oppositiepartijen tegemoet te komen. Zelfs cruciale steun van het CDA – dat ze keihard nodig heeft in de Eerste Kamer – wordt achteloos genegeerd. Dit is geen onderhandelen, dit is politiek met oogkleppen op.
Wat Faber en haar coalitiepartners demonstreren is technocratisch cynisme: blijven roepen dat ‘het beleid om moet’, terwijl alle betrokken uitvoeringsorganisaties, van de IND tot de Raad van State, waarschuwen voor de desastreuze gevolgen. Dat is niet alleen bestuurlijke koppigheid, dat is pure minachting voor de sociale gevolgen van beleid. Rechtsstatelijkheid? Uitvoerbaarheid? Kosten voor de samenleving? Allemaal bijzaak in de race om de PVV-achterban tevreden te houden.
En intussen wordt de chaos alleen maar groter. In de pensioendossiers duwen NSC en BBB een referendumplan door dat volgens de Raad van State de stabiliteit van het pensioenstelsel bedreigt en de solidariteit uitholt. Hier wordt bestuur vervangen door politiek toneel. Kabinetsleden speculeren op vermoeidheid bij de oppositie, gokken op versnippering in de Eerste Kamer en hopen op ‘slappe knieën’ in de senaat. Maar inhoudelijke oplossingen? Die blijven uit.
Van bestuurlijke chaos naar georganiseerde wreedheid
Je hoort weleens dat we in een tijd van domheid leven, maar volgens ons gaat het om wreedheid. Dit verklaart waarom de mondiale opmars van uiterst rechts zo verlammend werkt. Het is zo schaamteloos wreed allemaal; er valt nauwelijks tegenop te spreken. Massadeportaties als speerpunt, Gaza als vastgoed, humanitaire hulp als kostenpost – onder elk wreed dieptepunt blijkt nóg een luik te zitten.
Ook in Nederland wordt deze wreedheid gestandaardiseerd, vooral in het asiel- en migratiebeleid. Bordjes bij azc’s met teksten als ‘hier wordt gewerkt aan uw terugkeer’, het afschaffen van bed-bad-brood-regelingen en nu de asielwetten van PVV-minister Faber, die – ondanks brandbrieven van de Ombudsman en uitvoerders – willens en wetens doorzet. De wreedheid is niet alleen zichtbaar in symboliek, maar ook in de intentie om procedures onzorgvuldiger en pijnlijker te maken. Het afschaffen van de voornemenprocedure door Faber is geen vergissing; het is beleid. Een bewuste keuze voor een ‘hostile environment’.
Zoals de politiek-filosofe Judith Shklar benadrukte: wie vrijheid liefheeft, houdt wreedheid altijd scherp in het vizier. Shklar waarschuwde dat wreedheid de meest fundamentele vijand van menselijke vrijheid is. In Nederland zien we nu hoe deze wreedheid – van minister tot twitterende partijleider – een machtsmiddel is geworden. Neem Geert Wilders, die recent Syriërs in Nederland opriep om ‘lekker terug te gaan’ naar Syrië om daar het Suikerfeest te vieren, nota bene op het moment dat het geweld in dat land opnieuw escaleerde. Dit is geen losse oprisping, maar structurele, performatieve wreedheid: een boodschap aan vluchtelingen dat hun leven en veiligheid geen enkele waarde heeft binnen het politieke project van dit kabinet. Niet alleen tegen asielzoekers, maar tegen iedereen die nog gelooft in solidariteit, collectieve rechten en een rechtvaardige samenleving.
De neoliberale status quo in crisismodus
Wat we zien, is de implosie van de neoliberale status quo. Machteloze bestuurders grijpen terug op oude recepten: verdeel en heers, afbraak van collectieve instituties, privatisering van onzekerheid. Vakbonden waarschuwen voor uitgeholde pensioenen, migratieorganisaties luiden de noodklok over de rechtsstaat. En het kabinet moddert door.
Wat resteert is een coalitie die niets kan repareren omdat ze niets wíl veranderen. Geen visie, geen hervorming, enkel kortetermijnmanoeuvres om het systeem draaiende te houden. Het is wachten tot ook Fabers asielplannen, net als het mislukte ‘noodrecht’, roemloos sneuvelen. Ondertussen verliezen mensen in opvangcentra, op de werkvloer en in hun wijken wél hun geduld.
Het weigert de wooncrisis aan te pakken of de zorg te herstellen, maar schuift wél belastingcadeaus richting de allerrijksten. Sociale tekorten groeien, terwijl de bovenlaag fiscale ruimte krijgt. Vermogenden ontwijken, werkenden en huurders betalen de rekening.
Dit is geen onmacht. Dit is georganiseerde klassepolitiek. Terwijl sociale zekerheid wordt afgebroken, blijft kapitaal onaangetast. Tegelijk wordt wreedheid richting asielzoekers, armen en uitgeslotenen ingezet om de aandacht af te leiden.
Repressie en afbraak zijn twee handen op één neoliberale buik. Dit kabinet verdeelt, breekt solidariteit en beschermt de macht van het kapitaal.
De stikstofcrisis als symptoom van verlamming
De stikstofcrisis is een pijnlijke illustratie van die impasse. Onder leiding van premier Schoof werd een speciale ‘stikstofgroep’ in het leven geroepen om de zes jaar durende crisis te doorbreken. Wat volgde was uitstel. In plaats van een plan ligt er niets concreets, terwijl Nederland steeds verder op slot zit.
Terwijl woningbouw en natuurherstel geblokkeerd zijn, verschuilen ministers zich achter overlegstructuren en ambtelijke contouren. BBB-ministers blokkeren de enige onvermijdelijke stap: een forse reductie van de stikstofuitstoot, inclusief het terugdringen van de veestapel.
De angst om de achterban tegen de haren in te strijken weegt zwaarder dan het algemeen belang. En zo wordt de ecologische crisis – net als de wooncrisis – geregeerd met stilstand en afschuiven. De rechter grijpt in, maar het kabinet verlamt.
De stikstofcrisis is geen uitzondering, maar de blauwdruk van dit kabinet: een coalitie die de werkelijkheid ontloopt, geen verantwoordelijkheid neemt en de kosten van haar falen afwentelt op mensen zonder stem – en op een leefbare toekomst.
En terwijl het kabinet de samenleving op slot zet en crises laat escaleren, voert het een wereldbeeld waarin solidariteit verdacht is en verdeeldheid wordt beloond. Wat resteert is niet alleen bestuurlijk falen, maar een politieke cultuur die om verzet vraagt.
Van ‘eigen volk eerst’ naar georganiseerde onverschilligheid
Toen premier Dick Schoof aantrad, stelde Frans Timmermans hem de vraag wat voor ‘mensbeeld’ zijn kabinet eigenlijk hanteert. Schoof ontweek de vraag met de obligate frase dat het kabinet er ‘voor alle Nederlanders’ zou zijn. Maar inmiddels is het antwoord zichtbaar in beleid en retoriek: dit is een regering waarin de geest van het populisme centraal staat. De stille boodschap aan de kiezer luidt: de ander kan barsten.
Van minister Faber die bij een kerstboom blijmoedig spreekt over ‘het strengste asielbeleid ooit’ om vervolgens iedereen ‘fijne feestdagen’ te wensen, tot Geert Wilders die zijn electoraat opzweept met ‘meer geld in de portemonnee van de Nederlander’ – telkens keert het terug: een politiek van egoïsme, van ‘eigen volk eerst’ verpakt als realisme. Het kabinet voedt de illusie dat maatschappelijke problemen weg te poetsen zijn door grenzen te sluiten, solidariteit af te breken en internationale verdragen naast zich neer te leggen.
De financiële logica van dit kabinet is hetzelfde moreel ongeremde collectieve egoïsme waar de Hongaarse politicoloog Bálint Magyar voor waarschuwt: een vorm van vrijheid die zich ontdoet van moreel besef, waarin de ander geen gezicht of waarde meer heeft. Terwijl miljarden worden wegbezuinigd op ontwikkelingssamenwerking, opvang van asielzoekers, klimaatbeleid en culturele sectoren, stroomt het geld naar de belastingvoordeeltjes van de ‘Nederlander’ – in de nauwe, populistische definitie van dat woord.
De doelgroep van deze coalitie? Mensen die zich laten wijsmaken dat hun welzijn groeit naarmate de ander wordt uitgesloten. Mensen die, zoals Magyar stelt, een vrijbrief krijgen om hun eigen grieven voorop te zetten en de realiteit van anderen weg te wuiven. Zo ontstaat een schone-leipolitiek die doet alsof je Nederland kunt verlossen van mondiale crises door simpelweg je rug naar de wereld te keren.
En wie dat mensbeeld durft te bevragen, wordt weggezet als ‘deuger’ of ‘kosmopolitische goedmens’, of krijgt van PVV en BBB te horen dat ‘de gewone Nederlander’ het zat is om rekening te houden met anderen. Rechters, maatschappelijke organisaties en journalisten worden geportretteerd als vijanden van het volk, terwijl het kabinet zichzelf presenteert als de hoeder van een navelstaarderige, kortzichtige vrijheid.
Deze bestuursstijl is geen toevallige ontsporing, het is een politieke keuze. Het kabinet-Schoof wijst systematisch naar anderen: rechters, kritische media, actiegroepen. Ondertussen blijft de echte oorzaak van maatschappelijke problemen ongemoeid. Het weigert te bouwen aan deugdelijke wetgeving en maakt van repressie een instrument om kritiek en oppositie de mond te snoeren. Wie zich verzet, loopt het risico te worden weggezet als ‘orde-verstoorder’ of ‘activist’, terwijl de repressieve maatregelen in wetten worden gegoten om burgerlijke vrijheden verder af te knijpen.
Wat resteert is een kabinet dat vrijheid loskoppelt van verantwoordelijkheid, en solidariteit ondermijnt om politieke winst te boeken. Moreel ongeremd collectief egoïsme – dát is de kern van de populistische bestuursstijl die Nederland steeds dieper in de sociale en democratische afbraak trekt.
Dit moreel uitgeklede kabinet laat zien dat de sociale afbraak niet vanzelf stopt. Repressie, onverschilligheid en klassenpolitiek versterken elkaar. Wat ons rest, is de vraag hoe lang we blijven toekijken – en wanneer we de collectieve verantwoordelijkheid nemen om deze politiek actief te breken.
De tijd van afwachten is voorbij
De vraag is niet of, maar wanneer dit kabinet volledig vastloopt. En belangrijker nog: wie straks de prijs betaalt. De mensen in Groningen? Huurders in schimmelwoningen? Werknemers met krimpende pensioenen? Asielzoekers die klem zitten in een juridisch moeras?
Wie zwijgt, geeft ruimte aan de wreedheid van boven. Het is aan vakbonden, huurdersbewegingen en solidariteitsnetwerken om deze impasse te doorbreken. Niet straks, maar nu. Want dit kabinet gaat niets repareren. Zij kunnen het niet, en ze willen het niet.