In een wereld waarin geloof vaak wordt ingezet om macht te rechtvaardigen, rijst de vraag of spiritualiteit ook anders kan worden begrepen – niet als onderwerping, maar als bron van vrijheid. Geloof kan immers gelezen worden als een houding van vertrouwen zonder hiërarchie, een manier om gemeenschap te denken zonder gezag. Het richt zich niet op gehoorzaamheid aan instituten, maar op de mogelijkheid dat mensen elkaar erkennen buiten dwang en bezit. Vanuit dat perspectief wordt religie niet een structuur van controle, maar een uitnodiging tot wederzijdse zorg, verantwoordelijkheid en verbondenheid met alles wat leeft.
Een linkse blik op een heilige filosoof
Edith Stein (1891–1942) werd door de katholieke kerk heilig verklaard als Teresa Benedicta van het Kruis, maar haar leven laat zich niet tot een vroom verhaal reduceren. Ze is ze geen icoon van gehoorzaamheid, maar een denker die balanceren moest tussen geloof, rede en verzet. Geboren in een Joods burgerlijk gezin in Breslau, werd ze een briljante filosofe in een mannelijke academische wereld. Ze verloor haar geloof, vond het terug via de mystiek, trad toe tot een klooster en werd slachtoffer van het antisemitisme dat ze scherp doorzag.
Ze schreef over empathie, subjectiviteit en geslacht, streed voor vrouwenrechten en waarschuwde al in 1933 de paus voor het fascisme. Haar denken raakt thema’s als religie en patriarchaat, vrijheid en solidariteit. Dit essay leest Stein als intellectueel op de grens – Joods én katholiek, vrouw én filosoof – en onderzoekt hoe haar ideeën gebruikt en misbruikt zijn door uiteenlopende ideologieën.
Filosofisch werk – empathie, persoon en waarde
Stein vertrok vanuit de fenomenologie van Edmund Husserl, maar gaf die een meer relationele wending. In Zum Problem der Einfühlung beschreef ze empathie als een vorm van kennis: door geraakt te worden, leren we de ander kennen. Daarmee fundeerde ze een personalistische ethiek waarin identiteit ontstaat in relatie. Emoties zijn bij haar geen verstoringen, maar dragers van waarde.
Volgens Stein is de mens een wezen dat lichaam en geest in zich verenigt en in vrijheid handelt. In dat beeld vormt de mens geen radertje in een systeem, maar iemand met eigen bewustzijn en verbondenheid met anderen. Ze wilde de kloof tussen verstand en gevoel overbruggen en liet zien dat echte menselijkheid pas zichtbaar wordt in relatie tot de wereld om ons heen.
Feminisme en zorg als waarde
Stein schreef over vrouwelijke aard en moederlijkheid, wat vaak als essentialistisch geldt. Toch erkende ze individuele variatie: sommige vrouwen hebben ‘mannelijke’, sommige mannen ‘vrouwelijke’ eigenschappen. Ze pleitte voor gelijkheid en voor herwaardering van affectieve arbeid – zorg, empathie, opvoeding – als maatschappelijke waarden.
Nog vóór haar bekering was ze actief in de vrouwenbeweging en diende ze klachten in tegen academische discriminatie. In katholieke organisaties riep ze vrouwen op patriarchale structuren van binnenuit te veranderen. Volgens haar is gehoorzaamheid geen deugd wanneer die onrecht in stand houdt. Daarmee liep ze vooruit op ideeën over zorg en rechtvaardigheid die later belangrijk zouden worden in het feministische denken.
Religie, bekering en identiteit
Stein groeide op in een orthodox Joods gezin, verklaarde zich atheïst en vond via de mystiek van Teresa van Ávila haar weg naar het katholicisme. Haar moeder voelde dit als verraad, maar Stein zag haar doop als verdieping van haar Joodse identiteit. Ze wilde delen in het lijden van haar volk.
Na haar bekering probeerde ze fenomenologie en thomisme te verzoenen. Voor haar kon de mens zijn persoonlijke vorm slechts ontplooien door open te staan voor een transcendente bron. Vrijheid betekende verbondenheid: de mens is meer dan ras, klasse of functie.
Verzet tegen fascisme
In 1933 schreef Stein een brief aan paus Pius XI, waarin ze het zwijgen van de kerk over het nazisme aanklaagde. De verheerlijking van ras en staat noemde ze afgoderij. De paus antwoordde niet, maar haar moedige brief getuigt van morele helderheid.
Door nazi-wetten verloor ze haar werk en trad in bij de karmelietessen. Ze vluchtte naar Nederland, maar werd in 1942 met haar zus Rosa opgepakt en in Auschwitz vermoord. De kerk verklaarde haar martelares, maar in feite stierf ze als Joodse vrouw. Toch bleef ze trouw aan haar meervoudige identiteit – Joods, katholiek, intellectueel.
Kritiek en appropriaties
Paus Johannes Paulus II presenteerde Stein later als patroon van het “nieuwe feminisme”, waarbij haar denken selectief werd gelezen om traditionele rolpatronen te bevestigen. Toch bevat haar werk juist argumenten tegen patriarchale structuren. Haar pleidooi voor empathie en relationaliteit kan worden gelezen als alternatief voor neoliberaal individualisme en als fundament voor sociale solidariteit.
Linkse herlezing en actualiteit
Stein belichaamt spanningen die voor progressieve denkers actueel blijven:
- Identiteit: ze verenigde meerdere identiteiten zonder ze te verloochenen – een vroege vorm van intersectioneel bewustzijn.
- Religie: ze bewoog zich binnen patriarchale structuren, maar gebruikte die om verandering te eisen.
- Filosofie: haar personalisme verbindt ethiek met politieke zorg. Ze vond dat morele waarden niet alleen over individuele keuzes gaan, maar ook over hoe we samenleven en verantwoordelijkheid nemen voor elkaar.
- Misbruik: haar werk toont hoe progressieve ideeën door conservatieven kunnen worden verdraaid.
De actualiteit van een onrustige geest
Edith Stein was mystica en moderniste, Joodse dochter en katholieke non, feministe en denker. Haar werk verbindt empathie met verzet en vrijheid met verantwoordelijkheid. Ze streed tegen fascisme, seksisme en morele onverschilligheid.
Voor hedendaags links denken biedt Stein een alternatief voor het koude individualisme van de markt: menselijkheid als verzet. Haar nalatenschap is ongemakkelijk en inspirerend tegelijk – een herinnering dat geloof pas betekenis krijgt waar het zich laat raken door de pijn van de ander.
Timothy Snyder over Edith Stein
De Amerikaanse historicus Timothy Snyder ziet in Edith Stein een voorbeeld van morele helderheid in een tijd van massaal conformisme. In zijn reflecties over de twintigste eeuw noemt hij haar niet enkel als slachtoffer, maar als iemand die “de grens tussen denken en handelen overschreed”.
Volgens Snyder toont Stein hoe individuele overtuiging stand kan houden te midden van de verleiding tot gehoorzaamheid. Haar brief aan paus Pius XI, waarin ze het zwijgen van de kerk over het nazisme aanklaagde, illustreert voor hem de kern van moreel verzet: het vermogen om niet mee te buigen met structuren van macht, ook wanneer ze religieus of nationaal gelegitimeerd zijn.
Snyder ziet in haar leven de echo van zijn eigen waarschuwing uit On Tyranny: dat vrijheid begint bij het individu dat weigert om morele verantwoordelijkheid te delegeren. Stein belichaamt voor hem die weigering — een intellectuele discipline die zich vertaalt in concrete moed.