De godfather van het Nederlandse communisme en onverbeterlijke lastpost David Wijnkoop werd op 11 maart 1876 geboren in Amsterdam als oudste zoon van rabbijn Joseph Wijnkoop en Dientje Nijburg. Het gezin woonde aan de Plantage Kerklaan 17, waar David opgroeide in een traditioneel Joods milieu dat zijn politieke radicalisering niet kon voorzien.
School en vroege jaren
Wijnkoop bleek een briljante leerling. Hij bezocht eerst de openbare Hendrik Westerschool aan het Weesperplein en daarna het Barlaeus Gymnasium. Maar zijn Joodse achtergrond sloot hem uit van de schoolvereniging Disciplina Vitae Scipio. Na het gymnasium begon hij aan een studie letteren aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam, maar brak die voortijdig af om zich volledig te wijden aan de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP), waar hij zich in 1899 bij aansloot.
De invloed van vader Joseph
Vader Joseph Wijnkoop was een sociaal bewogen rabbijn die in zijn Bijbelcommentaren de nadruk legde op de ‘kleine profeten’ – de stemmen van sociale gerechtigheid. Hij steunde de diamantbewerkersstaking van 1904 door geld in te zamelen voor de hongerende stakers. Hoewel hij door sommigen als ‘rood’ werd bestempeld, bleef hij feitelijk een links-liberaal. Zijn sympathieën voor de onderdrukten werden echter scherp veroordeeld door opperrabbijn Joseph Dünner. Volgens de socialist Sam de Wolff gaf dit David een ‘nog uitgesprokener fanatieke plooi’, terwijl historicus Jaap Meijer sprak van ‘onverzettelijk fanatisme’. David voelde zich steeds meer een eenling binnen de orthodoxe Joodse gemeenschap, legde zijn geloof af en verklaarde zich openlijk atheïst.
Moeder Mietje en het feministische vuur
Moeder Mietje was fel en onverzettelijk. Ze weigerde zich neer te leggen bij de minachtende houding van Dünner tegenover haar man en zijn werk. Haar onbuigzame houding weerspiegelde zich in David, die zijn vaders zachtmoedigheid scherp contrasteerde met het sociale onrecht dat hij in Joodse én niet-Joodse kringen zag. Dit voedde zijn revolutionaire geest en zijn verzet tegen de bestaande orde.
Toch wrong er iets. David Wijnkoop had uitgesproken problematische opvattingen over vrouwen. Tijdens het Aardappeloproer van 1917, geleid door socialistische vrouwen, sommeerde hij hen naar huis te gaan zodat hun mannen de leiding konden nemen. Het illustreert de gendertegenstellingen die zelfs binnen de arbeidersbeweging scherp naar voren kwamen.
De politieke strijder
Wijnkoop groeide uit tot een sleutelfiguur in het Nederlandse communisme. In 1909 richtte hij de Sociaal-Democratische Partij (SDP) op, die in 1918 werd omgevormd tot de Communistische Partij Nederland (CPN). Tot 1925 was hij de onbetwiste voorzitter. Binnen de SDAP leidde hij de radicale vleugel en voerde hij een meedogenloze strijd tegen het revisionisme. Met zijn scherpe tong en compromisloze houding wist hij velen aan zich te binden. Hij stichtte het blad De Tribune, dat tot 1940 het partijorgaan van de CPN bleef.
Na de Eerste Wereldoorlog radicaliseerde hij verder. In november 1918, terwijl Troelstra zijn halfslachtige revolutiepoging in de Kamer verkondigde, probeerde Wijnkoop een Amsterdamse commune te stichten. De opstand werd de kop ingedrukt na een beschieting vanuit de kazerne, met enkele dodelijke slachtoffers als gevolg.
In 1925 leidde een conflict met de CPN tot een tijdelijke afsplitsing. Wijnkoop zocht erkenning in Moskou, maar keerde in 1930 terug in de partij. Zijn overtuiging dat partijdiscipline belangrijker was dan zijn persoonlijke gelijk won het uiteindelijk van zijn eigenzinnigheid.
Lastpost in de Tweede Kamer
Als Kamerlid schuwde Wijnkoop de confrontatie niet. Op Prinsjesdag 1932 verstoorde hij samen met fractiegenoot De Visser de Troonrede door luidkeels protest te schreeuwen. Het Kamerkoor zette prompt het Wilhelmus in om hem te overstemmen. Twee jaar later herhaalde hij dit en werd hardhandig verwijderd.
De zaak De Miranda
Een van zijn felste polemische strijdtonelen was de verdediging van Monne de Miranda, zijn partijgenoot en ‘reformistische’ tegenpool. Toen De Telegraaf in 1939 een antisemitische lastercampagne tegen De Miranda opzette, wees Wijnkoop deze aan als een nationaal-socialistische poging om de arbeidersbeweging te splijten en te verzwakken vlak voor de verkiezingen.
Oorlogsjaren en einde
In de zomer van 1940, vlak na de Duitse inval, werd Wijnkoop als een van de eerste Joodse raadsleden uit de Amsterdamse gemeenteraad gezet. Hij dook onder in Amsterdam-Zuid. Toen hij hoorde van de Februaristaking van 1941, sprak hij geestdriftig: “We gaan het hele ABC afwerken. Met de A van Amsterdam is het begonnen.”
Twee maanden later, op 7 mei 1941, stierf Wijnkoop aan een fatale hartaanval. Tijdens zijn crematie op Westerveld eerden arbeiders en kameraden hem als een vechter – geen treiter, zoals De Miranda zei. De politie, die nog op zoek was naar ‘De Vries’, de schuilnaam van de ondergedoken Wijnkoop, moest onverrichter zake afdruipen: de lastpost was hen voorgoed ontsnapt.