November 1918. De Eerste Wereldoorlog is net ten einde, Europa staat in brand. In Duitsland hebben arbeiders- en soldatenraden de macht gegrepen, keizer Wilhelm II is op de vlucht geslagen. De echo van de Russische Revolutie galmt door de straten van Hamburg en Berlijn. Maar ook in Nederland trillen de fundamenten van het gezag. In de Amsterdamse Sarphatistraat klinken geweerschoten. De droom van een socialistische revolutie lijkt voor sommigen binnen handbereik — en voor anderen een existentiële dreiging.
Wouter Linmans, historicus en auteur, specialiseert zich in sociale bewegingen en stedelijke geschiedenis. In Revolutiekoorts duikt hij diep in een vaak vergeten hoofdstuk van het Nederlandse verleden. Met een scherp oog voor detail en een meeslepende schrijfstijl reconstrueert hij de roerige dagen van november 1918 en plaatst hij de gebeurtenissen in een bredere sociale en politieke context.
Dit boek gaat niet alleen over Troelstra’s mislukte oproep tot revolutie. Het gaat over de mannen en vrouwen die met opgestroopte mouwen, trillende vuisten en hoopvolle harten geloofden dat een andere wereld mogelijk was.
Wie was Pieter Jelles Troelstra?
Pieter Jelles Troelstra (1860–1930) was een van de meest invloedrijke figuren binnen de Nederlandse arbeidersbeweging. Als oprichter en leider van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) gaf hij een stem aan de groeiende onvrede onder de arbeidersklasse. Zijn vurige toespraken, scherpe analyses en compromisloze geloof in sociale rechtvaardigheid maakten hem zowel geliefd als gevreesd.
Troelstra geloofde in een vreedzame weg naar verandering, via parlementaire politiek, maar de gebeurtenissen van november 1918 brachten hem aan het twijfelen. Geïnspireerd door de successen van de Russische Revolutie en de opstanden in Duitsland, zag hij in de chaos van het moment een kans om ook in Nederland een omwenteling teweeg te brengen.
Toch was Troelstra niet de klassieke revolutionair met een geweer in de hand. Hij was een redenaar, een strateeg, en bovenal een overtuigd sociaaldemocraat die geloofde in verandering via het woord en de wet, niet via geweld. Maar in november 1918 raakte zijn idealisme in botsing met de realiteit op straat — een botsing die uiteindelijk zijn politieke nalatenschap zou tekenen.
Een Revolutie in de Maak?
De arbeidersklasse in Nederland had zwaar geleden onder de economische gevolgen van de Eerste Wereldoorlog, ondanks dat het land neutraal was gebleven. De oorlog ontwrichtte internationale handelsroutes, waardoor essentiële goederen schaars en duur werden. Graanimporten stokten, kolen werden op rantsoen gezet, en voedselprijzen stegen tot ongekende hoogten. Voor arbeidersgezinnen, die vaak al op de rand van bestaansminimum leefden, betekende dit nog meer honger, kou en wanhoop.
Tegelijkertijd profiteerden bepaalde industriëlen en handelaren juist van de oorlogseconomie. Oorlogswinstmakers — speculanten en fabrikanten die profiteerden van de vraag naar schaarse producten — werden symbool voor de groeiende ongelijkheid. Terwijl de elite haar rijkdom zag toenemen, vochten arbeiders om brood, kolen en betaalbare huisvesting.
In de vochtige huizen van de Jordaan zaten moeders in schemerlicht hun kinderen te voeden met waterige soep. In de fabrieken draaiden machines onophoudelijk terwijl arbeiders hun ruggen kromden voor een schamel loon.
Dit gevoel van onrechtvaardigheid voedde niet alleen woede, maar ook hoop. In Amsterdam werd het idee van revolutie niet als een abstract ideaal gezien, maar als een noodzakelijke oplossing voor dagelijks lijden.
Amsterdam: Het Broeinest van Onrust
In Amsterdam, waar de armoede en ongelijkheid zichtbaarder waren dan waar ook in Nederland, kookte de onvrede. De arbeiders zagen de Russische Revolutie en de Duitse opstanden als bewijs dat een andere samenleving mogelijk was. In de overvolle kroegen en op de kille straathoeken werd niet alleen geklaagd, maar ook gehoopt, gepland en gedroomd.
De stad was een broeinest van sociale onrust. In de vochtige huurkazernes van de Jordaan en de Pijp heerste een uitzichtloze armoede. Gezinnen leefden opeengepakt in krappe kamers, terwijl de stank van open riolen en de rook van kolenkachels permanent in de lucht hingen.
Jan, een timmerman uit de Jordaan, schreef in zijn dagboek:
“Ze praten hier over Rusland, over hoe het volk daar heeft gewonnen. Waarom wij niet? Mijn kinderen zijn ziek, mijn vrouw huilt om brood. Ze zeggen dat verandering komt. Maar wanneer?”
De Amsterdamse arbeiders stonden klaar om op te staan, niet alleen voor brood en werk, maar voor een fundamentele verandering van de samenleving. Terwijl in andere steden de opstand bleef steken in woorden en demonstraties, leek Amsterdam op een kruispunt te staan: hervorming of revolutie?
De Straten van Amsterdam: Hoop en Bloed
Op 13 november 1918 kwam het tot een gewelddadige climax. Revolutionaire demonstranten trokken naar de cavaleriekazerne en de Oranje-Nassaukazerne aan de Sarphatistraat. De bestorming was slecht voorbereid, nauwelijks gecoördineerd en liep uit op een bloedbad.
Herman Jungen brak met een bijl het hek van de cavaleriekazerne open. Willem Hofman wierp een granaat naar de soldaten. Vier demonstranten kwamen om, meerdere anderen raakten gewond.
De voedselrellen van 1917, bekend als het Aardappeloproer, waren nog vers in het geheugen. Tien doden, meer dan honderd gewonden. De wanhoop en woede van die dagen borrelden nog steeds onder de oppervlakte.
David Wijnkoop, voorman van de Communistische Partij, rook zijn kans. In de Diamantbeurs moedigde hij duizenden revolutionairen aan om naar de kazernes te trekken, geïnspireerd door de Russische Oktoberrevolutie.
De volgende ochtend verzamelden zich slechts twintig mensen op het Damrak, gehoor gevend aan Wijnkoops oproep om de Commune van Amsterdam op te richten. De revolutionaire geest was uitgedoofd, de droom uiteengespat.
Een Spiegel voor Nu
Waarom is het verhaal van deze dagen in vergetelheid geraakt? Misschien omdat mislukking moeilijker te herdenken is dan succes. De soldaten bleven trouw aan de regering, de wapens bleven achter slot en grendel, en de revolutionairen waren onderling verdeeld.
Toch waren de dagen van november 1918 meer dan een voetnoot in de geschiedenis. Ze waren een moment waarop hoop, wanhoop en woede samenkwamen in de straten van Amsterdam.
Revolutiekoorts doet meer dan geschiedenis herschrijven. Het dwingt ons om na te denken over de veerkracht, de dromen en de wanhoop van gewone mensen die in buitengewone tijden opstaan. De arbeiders van 1918 geloofden dat een betere wereld niet alleen mogelijk, maar ook noodzakelijk was.
De revolutie kwam niet. Maar haar echo klinkt nog altijd door in de stenen van de Sarphatistraat, in de herinneringen van hen die streden, en in de vragen die wij ons vandaag nog steeds moeten stellen:
“Wat gebeurt er als de kloof tussen rijk en arm te groot wordt? Hoeveel onrecht kan een samenleving verdragen voordat ze barst?”