Twee jonge kinderen zitten stil aan een tafel met lege kommen in een vervallen woning, met een bezorgde moeder op de achtergrond.
Een schrijnende realiteit: kinderen in armoede, vergeten door een systeem dat draait op winst.

Wie wordt er rijk van armoede in Amerika?

6 minutes, 24 seconds Read

In de Verenigde Staten leven miljoenen mensen onder de armoedegrens. Denk aan een gezin met twee kinderen dat moet rondkomen van minder dan $31.000 per jaar. In een rijk land als de VS zou je verwachten dat de overheid zulke gezinnen direct helpt. En ja, elk jaar geeft de Amerikaanse overheid zo’n 1.000 miljard dollar uit aan sociale voorzieningen. Maar veel van dat geld komt nooit direct bij de mensen terecht die het nodig hebben.

Armoede als verdienmodel

Waarom komt het geld in de VS vaak niet terecht bij de mensen die het nodig hebben? Omdat armoede is uitbesteed aan bedrijven. En daar zit het probleem.

Vanaf de jaren ’80 begon de Amerikaanse overheid, onder president Ronald Reagan, steeds meer sociale taken over te dragen aan commerciële bedrijven. Dat moest “efficiënter” zijn. De gedachte was: bedrijven kunnen beter organiseren dan de overheid. Dus in plaats van geld direct naar mensen te sturen, gaf de federale overheid het aan staten. Die schakelden vervolgens winstgerichte bedrijven in om uitkeringen en hulp te regelen.

Deze berijven kregen de taak om mensen te controleren, te registreren en het geld te verdelen. Maar dat doen ze niet uit idealisme — hun doel is winst maken. En als winst het uitgangspunt is, volgen er al snel bezuinigingen, afwijzingen en ondoorzichtige systemen. Zo ontstond er een situatie waarin armoede niet alleen werd beheerd, maar ook geëxploiteerd.

Waar de overheid vroeger zelf verantwoordelijk was voor sociale steun, is die verantwoordelijkheid nu grotendeels uitbesteed. Commerciële bedrijven bepalen of iemand recht heeft op een uitkering, controleren of je werk zoekt, en regelen de uitbetaling van steun of zorg. Taken die van levensbelang zijn voor mensen in een kwetsbare positie, maar die nu worden uitgevoerd door organisaties die draaien op winst.

De gevolgen van deze privatisering zijn in de praktijk goed zichtbaar. Er zijn talloze voorbeelden van hoe bedrijven verdienen aan armoede — en vaak ten koste van de mensen die eigenlijk geholpen zouden moeten worden.

Een duidelijk voorbeeld is het Amerikaanse belastingkrediet voor werkende mensen met een laag inkomen, de Earned Income Tax Credit. Dit is een belangrijke inkomensaanvulling, maar het systeem is zo ingewikkeld dat veel mensen het niet zelf kunnen aanvragen. Bedrijven zoals Liberty Tax springen daar op in met hulp bij de aangifte, maar die hulp is zelden gratis. Een deel van de belastingteruggave wordt door deze bedrijven ingehouden via verborgen kosten of dure leningen met torenhoge rente. Wat bedoeld is als steun, verandert zo in inkomsten voor commerciële tussenpersonen.

Ook op de woningmarkt zie je hoe de markt armoede uitbuit. Via het Section 8-programma betaalt de overheid mee aan de huur van mensen met een laag inkomen. Maar sommige huisbazen maken hier misbruik van. Ze verhogen de huur ver boven de marktprijs, omdat ze weten dat de overheid het verschil toch wel betaalt. Zo stroomt er miljoenen aan belastinggeld rechtstreeks naar particuliere verhuurders, zonder dat de woningzoekende daar beter van wordt.

Een ander verdienmodel: moeilijk doen loont. Grote bedrijven zoals Maximus krijgen miljoenencontracten om te bepalen wie recht heeft op hulp. En hoe minder mensen zij goedkeuren, hoe minder werk — en dus kosten — ze hebben. In sommige staten leidde dit tot dramatische gevolgen: duizenden ouderen en kinderen raakten hun zorg kwijt omdat zij ‘ineens’ niet meer aan de voorwaarden zouden voldoen.

In de gezondheidszorg zien we nog schrijnender voorbeelden. Sommige tandartsen en klinieken richten zich volledig op Medicaid-patiënten — mensen die afhankelijk zijn van publieke zorg. Omdat Medicaid per behandeling uitbetaalt, worden soms medische ingrepen uitgevoerd die helemaal niet nodig zijn. Zo zijn er gevallen bekend van peuters die meerdere wortelkanaalbehandelingen kregen, puur om de vergoeding binnen te halen. Hier wordt niet alleen het systeem uitgebuit, maar ook het lichaam van het kind.

Zelfs de zorg voor pleegkinderen wordt ingezet als verdienmodel. Sommige van deze kinderen hebben recht op een maandelijkse uitkering van de federale overheid — bijvoorbeeld als ze een ouder zijn verloren of een beperking hebben. Die uitkering is bedoeld voor het kind zelf, om bij te dragen aan hun verzorging en toekomst.

Maar in de praktijk loopt het anders. Staten huren commerciële bedrijven in om uit te zoeken welke pleegkinderen recht hebben op die uitkering. Dat lijkt logisch, maar hier komt het wrange deel: zodra een kind in aanmerking blijkt te komen, houdt de staat het geld zelf in, in plaats van het aan het kind of het pleeggezin te geven. Het kind krijgt dus niets.

En het bedrijf dat dit voor de staat regelt? Dat wordt betaald per kind dat ze vinden. Hoe meer kwetsbare kinderen ze opsporen, hoe meer winst. Zo verandert een kind dat hulp nodig heeft in een inkomstenbron — voor zowel de staat als het bedrijf.

Hoe heeft het zo ver kunnen komen?

Het idee dat “de markt” alles beter regelt dan de overheid, is diep geworteld in het Amerikaanse denken. Maar in de praktijk heeft dit geleid tot een systeem waarin bedrijven verdienen aan het lijden van anderen. Er zijn miljarden te verdienen aan armoede — en dus is armoede niet alleen een probleem, maar ook een businessmodel geworden.

Wat kan er veranderen?

Gelukkig is het niet hopeloos. Er zijn manieren om dit systeem eerlijker te maken. De eerste stap is strenge controle op bedrijven die publieke taken uitvoeren. Als commerciële partijen betrokken blijven bij sociale voorzieningen, moet er toezicht zijn dat misbruik voorkomt en publieke belangen vooropstelt.

Daarnaast is het tijd om fundamentele keuzes te maken. Niet alles hoeft te worden uitbesteed. Basiszorg, uitkeringen en ondersteuning van kwetsbare groepen horen onder directe verantwoordelijkheid van de overheid te vallen — niet in handen van bedrijven die winst boven mensen plaatsen.

Ook moeten de systemen veel eenvoudiger worden. Geen doolhof van formulieren en procedures, maar begrijpelijke, toegankelijke hulp die mensen zelf kunnen regelen — zonder tussenkomst van dure ‘hulplijnen’ of adviseurs.

En ten slotte: het is hoog tijd om grenzen te stellen aan de winst die gemaakt mag worden met publiek geld. Bedrijven die werken met belastinggeld om armoede te bestrijden, zouden niet rijk mogen worden van het probleem dat ze geacht worden op te lossen.

En hoe zit dat in Nederland?

Ook in Nederland zien we dat de menselijke maat soms zoekraakt in de uitvoering van sociale zekerheid. Neem het UWV — het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. Dit is een semi-overheidsinstelling: geen commercieel bedrijf, maar ook geen ministerie. Het is een zelfstandig bestuursorgaan dat wetten uitvoert zoals de WW en WIA, en dat doet in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken. Het UWV werkt dus met publiek geld, voor een publieke taak, maar heeft een zekere zelfstandigheid in hoe het die taak uitvoert.

Recent kwam het UWV in opspraak vanwege grote fouten in de berekening van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. Duizenden mensen kregen jarenlang te veel of te weinig geld. Voor mensen die al in een kwetsbare situatie zitten, zijn dit geen ‘technische correcties’ — dit zijn fouten die levens beïnvloeden. Het UWV heeft beterschap beloofd, maar het roept opnieuw de vraag op: hoe menselijk is onze sociale zekerheid eigenlijk nog?

Van efficiëntie naar menselijkheid

Zowel in de VS als in Nederland is jarenlang ingezet op efficiëntie, controle en ‘doelmatigheid’. Dat leidde tot ingewikkelde systemen, wantrouwen tegenover burgers, en — in het geval van de VS — tot privatisering die armoede veranderde in een verdienmodel.

Maar misschien moeten we fundamenteel anders durven denken. Dat niet efficiëntie het uitgangspunt moet zijn, maar menselijkheid. Dat we sociale zekerheid zien als iets dat er is om mensen te steunen, niet om ze af te rekenen. En dat armoede geen kans is om aan te verdienen, maar een maatschappelijk onrecht dat actief bestreden moet worden.

Zolang we dat niet als uitgangspunt nemen, blijft de kans bestaan dat systemen falen — en dat wie hulp nodig heeft, als laatste wordt gehoord.

Aanbevolen voor jou