Stel je een samenleving voor waarin mensen zélf beslissen: over hun werk, hun eten, hun leven. Geen bazen, geen bevelen, geen kille hiërarchie. Alleen samenwerking, gevoed door solidariteit en het verlangen naar iets rechtvaardigers. In Rusland, 1917, leek die droom plots tastbaar. Maar wat begon als belofte, sloeg al snel om in teleurstelling en terreur.
Aanvankelijk was er hoop. Fabrieken gingen in handen van arbeiders. Boeren namen het land terug. Soldaten luisterden niet meer naar bevelen van boven, maar vertrouwden op hun eigen raden. Vrijheid leek geen abstract ideaal meer, maar iets dat je kon aanraken. Even leek het alsof de macht echt ondersteboven was gekeerd.
Toch bleek die vrijheid kwetsbaar. Nieuwe machtsstructuren dienden zich aan, slechts verpakt in revolutionaire retoriek. Leiders die beweerden namens het volk te spreken, begonnen het volk de mond te snoeren. Raden die niet gehoorzaamden, werden vervangen door trouwe bureaucraten. Kritiek werd niet langer geduld maar gestraft. Wie niet meedeed, verdween.
De droom brokkelde af. Arbeiders raakten de controle over hun werk kwijt, boeren werden verplicht hun oogst af te staan. In plaats van horizontale samenwerking ontstond een top-down regime dat weinig ruimte liet voor afwijking of initiatief. De revolutie werd een apparaat, gestuurd door decreten en dogma’s. Macht concentreerde zich opnieuw, dit keer in de naam van het volk.
De tragedie zit niet alleen in het verlies van hoop, maar in de mythe die overbleef: dat revolutie per definitie leidt tot chaos of dictatuur. Dat mensen vrijheid niet aankunnen. Maar die les is misleidend. Wat faalde was niet de collectieve droom, maar de poging om die met dwang op te leggen. Wat verloren ging, was het vertrouwen in mensen zelf.
Een echte revolutie maakt geen nieuwe meesters. Ze geeft ruimte. Aan buurten, werkplaatsen, velden. Aan mensen die zélf willen beslissen. Zonder dwang, zonder bevelen. Alleen zo ontstaat blijvende verandering.
De Russische revolutie toonde iets belangrijks: dat mensen kunnen opstaan, maar ook hoe snel macht idealen kaapt. Vrijheid moet je oefenen – elke dag opnieuw. Niet onder leiding van een partij of in een vijfjarenplan, maar in vergaderingen, in zelfbeheer, in onderlinge zorg en gedeelde maaltijden. Bevrijding kun je niet organiseren met knuppels, en solidariteit laat zich niet opleggen door wetten.
De Droom van Berkman
Begin jaren twintig, kort na de Russische Revolutie van 1917, kwam Alexander Berkman1 aan in Sovjet-Rusland als een gelovige – niet in god, maar in de revolutie. Na jaren gevangenis in Amerika wegens een politieke aanslag werd hij gedeporteerd. Geen straf, vond hij, maar een kans. In Rusland zouden arbeiders het eindelijk voor het zeggen hebben. De revolutie had gewonnen, dacht hij.
Wat hij aantrof, was aanvankelijk magisch: volksvergaderingen, liederen, rode vlaggen, omhelzingen. De oude wereld leek werkelijk verdwenen. Berkman voelde zich thuis, misschien zelfs verlost.
Maar dat gevoel hield niet lang stand. Hij zag hoe arbeiders die kritiek uitten gearresteerd werden, hoe autonome raden ontbonden werden, hoe het leger werd ingezet tegen opstandige matrozen. Dezelfde types die ooit onder het tsarisme aan de macht waren – ambtenaren, directeuren – keerden terug. Dit keer in dienst van het nieuwe regime.
Twee jaar lang probeerde Berkman het te begrijpen. Hij verdedigde de Bolsjewieken, probeerde te bemiddelen, te verklaren. Maar de waarheid werd steeds ondraaglijker: de revolutie was gegijzeld door een staat die haar naam gebruikte om macht te legitimeren. Geen externe vijand had dat gedaan – het kwam van binnenuit.
Zijn desillusie was geen afrekening, maar een rouwproces. De droom was niet gestikt in naïviteit, maar gewurgd door controle en centralisme. Zijn pamflet Het Russische Treurspel (1922) is geen bittere aanklacht, maar een verdrietige getuigenis. Geschreven door iemand die van binnenuit moest erkennen dat idealen het verloren van macht.
Berkman schreef niet tegen revolutie. Hij schreef tegen zij die haar verraadden.
Van Onderop naar Bovenlangs: De Crisis binnen de FNV
Ooit was de vakbond een plek van strijd, van collectieve kracht, van arbeiders die zelf hun belangen verdedigden. De FNV was daar het symbool van. Maar vandaag de dag lijkt die geest ver te zoeken.
De crisis binnen de FNV is niet enkel organisatorisch, maar diep politiek. Steeds meer leden voelen zich buitengesloten. Besluiten komen van boven. Kritiek wordt genegeerd. De bond, ooit een beweging van onderop, is verworden tot een log apparaat waarin bestuurders vergaderen, terwijl de achterban zich afvraagt voor wie er eigenlijk gevochten wordt.
De parallellen met Rusland zijn pijnlijk zichtbaar. Zoals de Bolsjewieken de revolutie bureaucratiseerden, zo is ook de FNV getransformeerd tot een instelling die namens mensen spreekt, maar zelden mét hen. In naam van realisme worden cao’s ondertekend die nauwelijks bescherming bieden. Flexwerk blijft floreren, lonen hollen achteruit.
Bestuurders profileren zich in Den Haag, maar ontbreken bij stakingsposten. Vergaderingen en persmomenten nemen het over van actie en organisatie. De democratische wortels van de bond zijn aan het verdrogen. De stem van leden is gedegradeerd tot een stempelmachine.
Zoals Berkman zag hoe macht idealen verstikte, zo zien veel leden hoe de FNV zichzelf van haar basis verwijdert. De echte kracht – zelforganisatie, directe actie, solidariteit op straat – wordt ingeruild voor beleidsnotities en compromissen.
Wat nodig is? Een heruitvinding. Geen nieuwe bestuurders, maar een terugkeer naar de bron. Leden die zelf organiseren. Op de werkvloer, in buurthuizen, in actie. Niet voor een procentje meer loon, maar voor zeggenschap over arbeid en leven.
De vakbeweging is nog niet verloren. Maar ze moet af van haar beheersdrang. Ruimte maken voor conflict. Voor radicale stemmen. Voor nieuwe vormen van solidariteit. Want bevrijding kun je niet besturen. Ze groeit – of ze verdwijnt.
Verandering komt van onderop. Altijd.
- Alexander Berkman (1870–1936) was een Russisch-Amerikaanse revolutionair, schrijver en anarchist. Hij zat veertien jaar gevangen in de VS voor een politieke aanslag op een industrieel tijdens een arbeidersstaking. In 1919 werd hij gedeporteerd naar Sovjet-Rusland, waar hij aanvankelijk de revolutie steunde, maar zich later scherp keerde tegen de autoritaire koers van de Bolsjewieken. Zijn ervaringen verwerkte hij in Het Russische Treurspel (1922). ↩︎