Vrouwen in Easington ondersteunen de mijnwerkersstaking van 1984-85
Vrouwen uit de gemeenschap van Easington spelen een centrale rol in de mijnwerkersstaking van 1984-85.

Easington 1984–85: solidariteit onder druk

6 minutes, 15 seconds Read

De mijnwerkersstaking van 1984-85 was een van de felste sociale conflicten in de Britse geschiedenis. In Easington, een dorp gebouwd rond de mijn, stond de gemeenschap ruim een jaar lang onder zware druk van politie, staat en economische wurging. Toch groeide er een ongekende solidariteit, gedragen door de vrouwen die gaarkeukens, steunpunten en piketten organiseerden. Hun inzet liet zien hoe gewone mensen, zonder instituties of officiële steun, zelf in staat zijn hun gemeenschap overeind te houden. De staking toont tegelijk de meedogenloosheid van neoliberaal beleid én de veerkracht van solidariteit van onderop.

Toen in 1984 de mijnwerkers in staking gingen, raakte het hele land in een zenuwtoestand. Voor de regering van Margaret Thatcher was dit meer dan een arbeidsconflict: het was een kans om de macht van de vakbonden te breken en een nieuw economisch tijdperk te forceren. Voor gemeenschappen als Easington daarentegen stond er alles op het spel – werk, inkomen, identiteit.

Wat volgde was geen klassiek overleg over lonen, maar een frontale botsing tussen de staat en een arbeidersklasse die weigerde te buigen. In Easington werd de strijd intenser dan waar ook: politieblokkades, confrontaties bij de mijnpoort en een jaar zonder loon. Toch bleef het dorp overeind. Niet dankzij steun van bovenaf, maar omdat mensen zelf nieuwe structuren bouwden om te overleven.

Blijf op de hoogte van radicale stemmen en kritische publicaties – volg vrheid.nl op Substack.

Vrouwen als ruggengraat

Vanaf de eerste weken namen vrouwen het voortouw. Wat begon als koken voor de stakers groeide uit tot een netwerk van gaarkeukens, inzamelingsacties en steunpunten. In Oost-Durham waren op het hoogtepunt achttien groepen actief die duizenden maaltijden per week verzorgden.

Hun rol ging verder dan soep en brood. Ze boden juridische steun, hielpen gezinnen bij uitkeringen aanvragen, zetten telefoonlijnen op voor mentale nood en stonden uiteindelijk zelf op de piketlijnen. Vrouwen reisden stad en land af om steun te werven, spraken op vergaderingen en organiseerden acties. Hun creativiteit – zoals het verboden scheldwoord scab (Engels voor stakingsbreker) in koor spellen zonder de regels formeel te overtreden – maakte duidelijk dat dit niet slechts ondersteunende arbeid was, maar actief verzet.

De staking doorbrak sociale rolpatronen. Waar vrouwen aanvankelijk soms buiten de vergaderzaal moesten wachten, groeiden ze binnen een jaar uit tot leiders. Hun werk liet mannen zien dat huishouden en inkomen geen vastomlijnde taken waren. Veel vrouwen zeiden later dat de staking hun leven veranderde: ze ontdekten hun eigen kracht en bleven ook na 1985 actief in politiek en gemeenschap.

Politieke en economische achtergrond

De staking ontstond uit de dreiging van massale mijnsluitingen. Officieel zouden slechts enkele “onrendabele” mijnen dichtgaan, maar stakers wisten beter: de hele industrie lag op de slachtbank.

Thatcher had zich voorbereid op een confrontatie. Voorraadkolen werden aangelegd, politie-eenheden gemobiliseerd en wetten aangescherpt. De mijnwerkersvakbond NUM (National Union of Mineworkers – de nationale mijnwerkersbond), geleid door Arthur Scargill, koos voor een directe staking – zonder nationale stemming – wat verdeeldheid veroorzaakte. In Nottinghamshire bleven velen werken, wat de regering gebruikte om de staking als illegitiem weg te zetten.

Vanaf het begin behandelde de staat de mijnstreken als vijandig gebied. Wegen werden afgesloten, stakersbussen tegengehouden en dorpen overspoeld met agenten. Het beruchte gevecht van Orgreave (1984), waar politie te paard de massa insloeg, werd symbool voor de bereidheid van de staat om geweld in te zetten.

De inzet was groter dan kolen alleen. Het was onderdeel van een breder neoliberaal project: breken met traditionele industrie, macht verschuiven naar markt en kapitaal, en collectieve arbeidersmacht neutraliseren.

De nederlaag en haar gevolgen

Na een jaar van verbeten strijd, honger en eindeloze confrontaties moesten de mijnwerkers in maart 1985 terugkeren naar hun werk – zonder akkoord, zonder concessies. Het voelde als een collectieve nederlaag, en de gevolgen waren ingrijpend.

Waar er begin jaren ’80 nog zo’n 170 mijnen actief waren, sloot er daarna bijna elke maand één. In 1993 viel ook Easington, en met de sluiting verdwenen duizenden banen. Hele regio’s veranderden in economische woestijnen: jongeren vertrokken, de straten vergrijsden en armoede en depressie werden dagelijkse realiteit. Met de werkloosheid kwamen ook verslaving en uitzichtloosheid – de sociale weefsels die decennialang rond de mijn waren gesponnen, vielen uiteen.

De nederlaag sloeg niet alleen gaten in dorpen, maar ook in de vakbeweging. Nieuwe wetten beperkten stakingsrecht en solidariteitsacties, en veel bonden durfden nauwelijks nog harde acties aan. Het machtsevenwicht schoof blijvend richting staat en werkgevers. Ondertussen ging de neoliberale stormloop onverminderd verder: privatiseringen, afbraak van sociale voorzieningen en toenemende ongelijkheid. De beroemde uitspraak van Thatcher – “There is no such thing as society” (“Zoiets als een samenleving bestaat niet”) – kreeg een wrange echo in dorpen die juist hadden laten zien dat samenleving wél bestond.

Toch bleef de herinnering aan solidariteit overeind. Voor velen was de nederlaag geen bewijs dat verzet zinloos was, maar juist een harde les: macht van boven doet er alles aan om opstand te breken. En toch, in die breuklijnen, groeide ook het besef van wat onderlinge steun vermag.

Klassenstrijd in de jaren ’80

De staking van Easington was geen geïsoleerde gebeurtenis. In het hele Verenigd Koninkrijk woedden strijdtonelen: staal, drukkerijen, de Poll Tax-opstand (1989–1990, massale protesten tegen een omstreden hoofdelijke belasting). Overal hetzelfde patroon: staat en kapitaal tegen gemeenschappen die hun bestaansrecht verdedigden.

Er waren ook verrassende solidariteiten. De steun van de LGBTQ-gemeenschap aan de mijnwerkers – later bekend door de film Pride – toonde dat strijd van onderop vaak onverwachte allianties smeedt.

Maar verdeeldheid verzwakte de beweging. De landelijke vakbondsfederatie TUC (Trades Union Congress – koepelorganisatie van Britse vakbonden) weigerde een algemene staking, veel sectoren bleven aan de zijlijn. Die isolatie werd funest: Easington stond sterk, maar uiteindelijk alleen.

Vlammen boven Spanje
De droom van vrijheid

Easington onder beleg

Voor de inwoners voelde 1984-85 als leven in een bezet dorp. Politiebusjes blokkeerden wegen, agenten patrouilleerden door de straten, jongeren werden bij voorbaat opgepakt. Het alledaagse leven stond onder spanning: wie naar de winkel liep, kon gecontroleerd worden alsof hij in vijandelijk gebied woonde.

Tegelijk groeide de onderlinge eenheid. Gezinnen deelden voedsel, huizen en zorg. Wie de staking brak, werd jarenlang met de nek aangekeken – omdat het niet slechts om banen ging, maar om het overleven van de gemeenschap.

Toen de staking eindigde, marcheerden de mijnwerkers in stilte terug naar hun werk: trots, maar met tranen. Het was de laatste grote collectieve daad voordat het doek viel over de mijn.

Nalatenschap en geheugen

De sluiting van Easington Colliery liet een gapend gat achter: economische ruïnes, leegstaande huizen, verloren trots. Maar tegelijk bleven vormen van solidariteit voortbestaan: vrijwilligersprojecten, buurthuizen, lokale initiatieven die het dorp overeind hielden.

Tot op de dag van vandaag is de staking onderdeel van de identiteit. De naam Thatcher wordt uitgespuugd, maar de verhalen van saamhorigheid worden doorgegeven. Het jaarlijkse Durham Miners’ Gala (jaarlijks festival en optocht van mijnwerkersgemeenschappen), vaandels en strijdliederen zijn levende herinneringen – geen nostalgie, maar koppig verzet tegen vergetelheid.

Geen meesters - geen slaven

Het blijft schuren

De mijnwerkersstaking in Easington legt iets bloot dat verder reikt dan de sluiting van een mijn of de nederlaag van een vakbond. Het laat zien hoe ver een staat gaat om opstand te breken, maar ook hoe taai de kracht van onderlinge steun is. De strijd toonde geen heldere scheidslijn tussen verlies en overwinning: terwijl de mijn verdween, ontstonden tegelijk nieuwe vormen van solidariteit die niet uit te roeien bleken.

Easington laat zien dat macht niet vanzelfsprekend van boven komt, maar steeds opnieuw bevochten wordt van onderop. Wie denkt dat nederlaag stilte betekent, vergist zich: uit die stilte groeit vaak het zaad van nieuw verzet. Dat maakt de staking van 1984-85 geen afgesloten hoofdstuk, maar een herinnering die blijft prikken – en een waarschuwing dat gemeenschappen pas echt gevaarlijk voor de machthebbers worden als ze leren dat ze zichzelf kunnen dragen.

Help ons groeien - deel dit bericht

Aanbevolen voor jou