Wanneer men spreekt over het opkomende fascisme in het Duitsland van de jaren dertig, klinkt vaak de algemene uitspraak: “De Duitsers stemden op de nazi’s.” Hoewel dat in technische zin klopt, is het ook een versimpeling die het gevaar met zich meebrengt het fascistische project af te schilderen als een breed gedragen volksbeweging. In werkelijkheid slaagde de NSDAP er zelfs tijdens de cruciale verkiezingen van 1933 — ondanks zware propaganda, intimidatie en repressie — niet in om een echte meerderheid te behalen. Willen we begrijpen hoe een partij met minderheidssteun een samenleving wist te mobiliseren, dan moeten we dieper graven in de vraag wie er precies op de nazi’s stemden, en waarom.
De Mythe van de Massale Volkssteun
Een wijdverbreide misvatting is dat de nazi’s een unaniem gedragen volksbeweging vormden. Hoewel ze uiteindelijk de steun kregen van invloedrijke kringen — industriëlen, militairen, bureaucraten — waren dat eerder strategische bondgenoten dan een volksbasis. De partij had, om verkiezingssuccessen te boeken, een bredere electorale coalitie nodig. Die vonden ze in een opvallend gevarieerd publiek: van ontevreden ambtenaren en plattelandsbewoners tot protestantse stedelingen, kleine ondernemers en voormalige frontsoldaten. De nazi’s boden een ideologisch vangnet voor uiteenlopende onvrede met de Weimarrepubliek.
Waar de partijen van de Weimarrepubliek over het algemeen sociale klassen weerspiegelden — communisten voor de arbeiders, liberalen voor de elite — poogden de nazi’s juist al deze scheidslijnen te overstijgen. Zij profileerden zich als de enige partij die Duitsland kon “redden”, en verzamelden aanhang door ressentiment en onzekerheid aan te wakkeren.
De Ruggengraat: De Lagere Middenklasse
Toch had de nazi-partij een duidelijke kern: de lagere middenklasse. Dat wil zeggen: kleine zelfstandigen, winkeliers, ambachtslieden, boeren met eigen grond — de zogeheten ‘kleinburgerij’. Deze groep voelde zich onder druk staan, klem tussen het oprukkende grootkapitaal enerzijds en de opkomst van de arbeidersbeweging anderzijds. In de NSDAP vonden zij een partij die hun angst, statusverlies en economische onzekerheid in politieke taal wist te vatten.
De nazi’s speelden hier uitgekiend op in. Ze spraken over de herwaardering van de “eerlijke middenklasse” en schilderden liberalen en marxisten af als verraders van de kleine ondernemer. De politieke retoriek zat vol schuldtoewijzing: vakbonden, Joden, bankiers — allemaal zouden ze zich tegen de belangen van de middenklasse hebben gekeerd.
Antikapitalistisch én Antimarxistisch? De Ideologische Dubbelrol
Opvallend was de ideologische dubbelzinnigheid van het nationaalsocialisme. Aan de ene kant uitte men felle kritiek op het grootkapitaal — banken, industriële conglomeraten — en sprak men over uitbuiting en hebzucht. Aan de andere kant keerden de nazi’s zich radicaal tegen het marxisme en de arbeidersbeweging. Joodse mensen werden daarbij zowel met de financiële elite als met het proletariaat geassocieerd, een absurde maar effectieve strategie om onvrede vanuit verschillende richtingen naar één vijandbeeld te leiden.
Deze paradox weerspiegelde perfect het wereldbeeld van de kleinburgerij: angst voor de “boven hen” en weerzin tegen de “onder hen”. Hun dubbele positie — tegelijk bedreigd en bevoorrecht — maakte hen ontvankelijk voor een beweging die hen een gevoel van controle en erkenning teruggaf.
Waarom De Arbeidersklasse Niet Meedeed
De industriële arbeidersklasse daarentegen bleek opvallend resistent tegen de lokroep van het fascisme. In grote mate bleven zij trouw aan de sociaaldemocratische en communistische partijen. Vooral ongeschoolde arbeiders in stedelijke gebieden hechtten waarde aan solidariteit, collectieve organisatie en klassenbewustzijn. Binnen fabrieken en vakbonden vonden zij sociale verbondenheid die hen immuun maakte voor nationalistische en racistische simplificaties.
Het is veelzeggend dat vakbondsleden aanzienlijk minder vaak op de nazi’s stemden dan niet-georganiseerde arbeiders. Waar de middenklasse zich bedreigd en geïsoleerd voelde, vond de arbeidersklasse collectieve kracht in onderlinge samenwerking.
De Verraadspolitiek van Het Fascisme
Zodra de nazi’s aan de macht kwamen, bleken hun beloften aan de middenklasse weinig waard. In de praktijk werkten ze intensief samen met de industriële elite, braken ze vakbonden op, en bouwden ze de sociale zekerheden af. De kleine zelfstandigen, die hen uit angst voor verlies van status en inkomen hadden gesteund, kregen te maken met verregaande controle, economische marginalisering en in veel gevallen zelfs faillissement. Hun steun werd gebruikt — en vervolgens genegeerd.
Historisch en Hedendaags Perspectief
Het verhaal van de kleine burgerij en haar rol in fascistische bewegingen is complexer dan vaak wordt aangenomen. Het is niet een per definitie reactionaire groep. In andere contexten stond zij ook aan de wieg van democratische en revolutionaire omwentelingen — denk aan de Franse Revolutie of diverse antikoloniale strijdbewegingen.
“De kleinburgerij balanceert altijd op het slappe koord tussen emancipatie en reactionair verzet — het hangt van de windrichting van de geschiedenis af naar welke kant zij valt.”
Ook in het heden is de kleinburgerij een belangrijke factor in politieke verschuivingen. In de Verenigde Staten is het beeld van de kleine ondernemer verweven met het ideaal van de “American Dream.” Maar datzelfde beeld wordt vaak ingezet om vakbondsrechten te ondermijnen en kritiek op economische ongelijkheid te neutraliseren. Angst en onzekerheid worden nog steeds politiek gekanaliseerd door partijen die sociale solidariteit inruilen voor nationalistische zelfbeelden.
De Noodzaak van Klasbewustzijn
Wie het hedendaagse extreemrechtse sentiment wil begrijpen, doet er goed aan te kijken naar de historische dynamiek tussen kleinburgerij en arbeidersklasse. Extreemrechtse bewegingen teren op het wantrouwen en de frustratie van een middenklasse die zich steeds minder zeker voelt. Klasbewustzijn — het inzicht in gedeelde belangen en strijd — kan deze verdeeldheid tegengaan.
Het is dan ook zaak om niet alleen de arbeiders, maar ook de kleine ondernemers en zelfstandigen aan te spreken in de strijd tegen autoritair populisme. Zoals Trotski scherp stelde: “Niet elke verbitterde kleine burger wordt Hitler, maar een beetje Hitler schuilt in elke verbitterde kleine burger.” De uitdaging is om dat deel in toom te houden — niet met angst, maar met solidariteit.