Jacob Haafner in gesprek met Zuid-Indiase bewoners tijdens zijn reis in koloniale tijd
Jacob Haafner tussen Zuid-Indiase bewoners en wachters, symbool voor zijn morele positie tegen koloniale overheersing

Jacob Haafner: De vergeten klokkenluider van het koloniale geweten

3 minutes, 34 seconds Read

Vraag iemand in Nederland naar antikoloniale schrijvers, en de naam Multatuli valt vrijwel meteen. Maar blader je terug in de tijd, dan ontdek je een andere stem — rauwer, compromislozer, en verrassend hedendaags: Jacob Haafner (1754–1809). Geen romancier, geen gerespecteerd academicus, maar een reisschrijver met een pen die brandde van verontwaardiging. Zijn aanklacht tegen het koloniale systeem is niet alleen literair baanbrekend, maar ook moreel ontregelend. De tijd is rijp om zijn werk uit de vergetelheid te trekken.

Een jeugd aan de rand van de macht

Haafner werd geboren in Duitsland, verhuisde als kind naar Amsterdam, en volgde zijn vader — een armlastige chirurgijn — naar de VOC-post op Kaap de Goede Hoop. Zijn vader overleed tijdens de reis, en Haafner stond er alleen voor in een wereld die hij later zou beschrijven als “wreed in het kwadraat”. Die vroege confrontatie met de harde werkelijkheid van koloniale uitbuiting bleek vormend: hij was getuige én slachtoffer.

Als jongeman werkte hij als huisonderwijzer bij vice-commandeur Van den Burg. Daar zag hij hoe Vrouw Van den Burg zich verlustigde in de lijfstraffen van bedienden. Zulke ervaringen bleven hem achtervolgen en vormden de voedingsbodem van zijn latere literaire erupties. Geen beschouwelijke afstand, geen ironie — maar directe, ongefilterde woede.

Liefde, taal en verzet

Zijn leven bracht hem naar India, waar hij zich onderdompelde in de lokale cultuur. Hij leerde de talen, werd vegetariër, en verloor zijn hart aan de danseres Mamia, die zijn leven redde na een slangenbeet. Haafners bewondering voor de Indiase beschaving was niet exotiserend, maar diepgaand en respectvol. Juist daarom was zijn afschuw over de koloniale vernietiging ervan zo intens. In zijn ogen was het christendom geen verlossing, maar een instrument van overheersing.

“Ze bekeren hun volgelingen niet om zielen te redden, maar om goedkope arbeid te winnen,” schrijft hij in zijn bijtende essay Onderzoek naar het nut der zendelingen (1805). Zulke zinnen snijden nog altijd door het geweten — of zouden dat moeten doen.

De reisverslagen van Haafner zijn niets minder dan morele schotschriften. Hij beschrijft geen pittoreske landschappen, maar verkrachting, marteling en executies — niet uit sensatiezucht, maar als aanklacht tegen een systeem dat zich als moreel superieur presenteerde. “En dan noemen wij hen wilden?” vraagt hij zich af in Reize in eenen Palankijn (1808). Zijn woede is tastbaar.

De hel van Onoer en Omanpoer

Het meest huiveringwekkende fragment uit zijn oeuvre is zijn verslag van de massamoord in de dorpen Onoer en Omanpoer. Britse soldaten beloofden veiligheid, om vervolgens vrouwen en kinderen te verkrachten en op bajonetten te spietsen. De moorden waren geen spontane eruptie van geweld, maar het gevolg van een gepland en gecalculeerd optreden — een militaire campagne die zich voordeed als vredesmissie. Haafner beschrijft hoe het gegil van vrouwen zich mengde met het gekletter van bajonetten, hoe kinderen bij hun moeders werden weggerukt, hoe huizen in brand werden gestoken terwijl de daders psalmen zongen. Het is deze wrange vermenging van religie en geweld die hem het meest lijkt te verontrusten. Hij spaart de lezer niets — en spaart ook zijn eigen land niet. De Nederlandse kolonisator komt er al even slecht vanaf: doof voor klachten, blind voor onrecht, vrijuit voor misdaad. In Haafners visie was kolonialisme geen tragisch bijproduct van een roemrijk tijdperk, maar het georganiseerde failliet van de beschaving zelf.

Waarom Haafner werd doodgezwegen

Wat verklaart zijn vergetelheid? Ten dele de vorm: hij schreef reisverslagen, geen romans. Maar belangrijker is dat hij zich niet beperkte tot kritiek op het koloniale apparaat. Hij viel ook het christendom aan, de moraal van zijn tijd, de hypocrisie van de verlichting. Zijn verzet paste niet in nette kaders. Hij was lastig, onhandelbaar, ongewenst.

Waar Multatuli zijn woede stilistisch inkapselde in fictie, gooide Haafner alles op tafel. Zonder franje. Zonder filter. Geen ironie, maar razernij. Geen literaire distantie, maar morele urgentie. En misschien is het juist dat wat hem zijn plek in de literaire canon heeft gekost.

Een schrijver voor onze tijd

De hernieuwde belangstelling — mede dankzij Thomas Rosenbooms hertaling Een Hollander op blote voeten — is geen nostalgische bezigheid. Het is politiek. Want wie Haafner leest, ziet parallellen met vandaag. Institutioneel racisme, religie als dekmantel voor macht, en het Europese onvermogen om naar zichzelf te kijken — het zit allemaal in zijn werk.

Zijn teksten lezen als waarschuwingen. Als morele spiegels. En wie goed kijkt, ziet niet alleen het verleden weerspiegeld — maar vooral het heden.

Aanbevolen voor jou