In de gangen van macht, van Londen tot Den Haag, begint iets te wringen. Niet luid, niet plotseling, maar voelbaar—alsof een lang verzwegen waarheid zich onvermijdelijk naar boven werkt. Wat maandenlang werd afgedaan als een conflict, een vergelding, een ‘complexe situatie’, ontdoet zich nu van dat dunne diplomatieke vernis. Gaza brandt. En in die vlammen schittert de schuld van het Westen – van Amerika, van Europa, van Nederland.
De cijfers alleen al zijn huiveringwekkend. Volgens de Verenigde Naties dreigen veertienduizend baby’s binnen twee dagen te sterven. Geen metaforen, geen statistieken die we veilig kunnen abstraheren – maar kinderen, uitgedroogd, ondervoed, vastgehouden in een humanitair niemandsland. Terwijl vrachtwagens vol babyvoeding letterlijk stil blijven staan aan de grens, geweerd door een staat die openlijk zegt Gaza te willen “vernietigen”. Een staat die dat doet met wapens, geld en politieke rugdekking van bondgenoten als Nederland.
En wat doet Nederland? Nederland kijkt weg. Of levert.
Israël heeft Gaza onderworpen aan een complete belegering – een embargo dat alles raakt: eten, drinkwater, medicijnen. Dergelijke collectieve bestraffing is een frontale aanval op het internationaal humanitair recht. Toch blijft het bij vrijblijvende verklaringen. Hier en daar een diplomatieke rimpeling, een tijdelijke verontwaardiging. Maar geen actie. Geen redding. Geen halt.
Wat deze situatie des te schrijnender maakt, is de schaamteloze openheid van de Israëlische politieke klasse. Generaal Yair Golan – nota bene beschouwd als een ‘gematigde’ stem – riep op tot de verdwijning van miljoenen Palestijnen. Niet in bedekte termen, maar expliciet. En toen hij zijn eigen land waarschuwde voor een toekomst als paria-staat, was het niet uit berouw, maar uit angst voor reputatieschade. In plaats van dialoog volgde de gebruikelijke verdachtmaking: antisemitische laster, zelfs als die uit Israël zelf komt. De ironie is pijnlijk: zij die zich verzetten tegen genocide, worden belasterd alsof zij die bedrijven.
Intussen groeit Nederland uit tot een cruciale schakel in deze tragedie. Niet per ongeluk, niet bij gebrek aan kennis – maar doelbewust. Sinds oktober 2023 is de export van militaire goederen naar Israël toegenomen. En dan gaat het niet om oude contracten, maar om onderdelen voor F-35 gevechtsvliegtuigen, actief ingezet boven Gaza. Zelfs toen de rechter oordeelde dat deze export moest stoppen wegens risico op medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden, besloot het kabinet hoger beroep aan te tekenen. Een helder signaal: industriële belangen gaan voor rechtsstatelijke principes.
Wat volgt is bijna absurd: partijen als VVD en ChristenUnie dienden een motie in om te onderzoeken hoe Europese exportregels kunnen worden omzeild. NSC stemde mee, met opgeheven hoofd. Rechtsstatelijkheid als slogan, niet als leidraad. Intussen blijven partijen die pleiten voor een wapenembargo roepen in de woestijn. De Kamer kiest voor politieke voorzichtigheid, kabinetten voor geopolitieke berekening. Zelfs partijen die hun geloof als moreel kompas claimen, laten hun principes zakken zodra de NAVO mee-eet aan tafel.
Toch is er iets aan het schuiven. Organisaties als Amnesty, Oxfam, PAX en The Rights Forum hebben de Staat aangeklaagd. Ze stellen helder en ondubbelzinnig dat Nederland zich medeplichtig maakt aan oorlogsmisdaden. En zij staan niet alleen. Steeds meer Nederlanders herkennen wat zich afspeelt – niet als oorlog, maar als volkerenmoord. Uit onderzoek blijkt dat bijna de helft van de bevolking dit als genocide ziet, en een groot deel wil een directe stop op militaire samenwerking. Maar de politiek? Die blijft doof, zoals zij ook blind blijft voor gerechtelijke uitspraken van internationale hoven.
En dan is er nog de rol van de media – de zelfbenoemde waakhonden van de democratie. Lang namen ze het Israëlische narratief over zonder veel kritische distantie. Er werd gesproken over conflicten, over ‘uit de hand gelopen vergeldingen’, zelden over koloniale structuren, apartheid of internationale misdaden. Pas toen het bloed letterlijk door de schermen sijpelde, veranderde de toon. Maar zelfs toen bleef de fundamentele context grotendeels achterwege. Alsof deze realiteit enkel mag bestaan binnen de parameters van Westerse framing.
Wat nu gaande is in Gaza, is geen momentopname. Het is een lakmoesproef voor alles wat we beweren te zijn – humaan, beschaafd, rechtsstatelijk. En als we nu niets doen, als we zwijgen of wegkijken, dragen we de medeplichtigheid collectief. Geen politicus, geen redacteur, geen diplomaat zal zich achter onwetendheid kunnen verschuilen. Elke beslissing, elke levering, elk statement is terug te vinden, zwart-op-wit. De geschiedenis zal dit niet vergeten.
Iris Leal, Israëlisch journalist, zei het genadeloos raak: “Iedereen die nu zwijgt, die wegkijkt, die steun betuigt aan deze gruwel, zal zich op een dag kapot schamen. En dan is het te laat.”
Er is nog één vraag die telt: kiezen we voor menselijkheid, of voor medeplichtigheid?