Een winkel in een Duitse stad in de jaren ’30 met schaarse producten in de etalage. Binnen staan de bezorgde eigenaren te midden van houten planken en toonbanken.
Een historische reconstructie van een winkel in een Duitse stad in de jaren ’30, waar schaarste en economische onzekerheid zichtbaar zijn.

Wie Stemden op de Nazi’s?

6 minutes, 8 seconds Read

Wanneer mensen praten over het opkomende fascisme in Duitsland in de jaren ’30, hoor je vaak zeggen dat “de Duitsers op de nazi’s stemden.” Dit is strikt genomen waar, maar het is tegelijkertijd een versimpeling die het risico meebrengt om het fascistische project te begrijpen als iets wat universeel gedragen werd in Duitsland. In werkelijkheid kregen de nazi’s, zelfs in de veelbesproken verkiezingen van 1933, nooit een meerderheid van de stemmen, ondanks zware manipulatie van het electoraat en het onderdrukken van linkse stemmen. Om te begrijpen hoe een minderheidspartij in staat was een hele samenleving te mobiliseren, moeten we kritisch kijken naar wie specifiek hun steun gaf en waarom.

De Foute Aanname: Waarom de Nazi’s Nooit Een Volledige Duitse Meerderheid Achter Zich Hadden

Een van de grootste misvattingen over de opkomst van de nazi’s is het idee dat ze een breed gedragen volksbeweging vertegenwoordigden. Het is waar dat de nazi’s na verloop van tijd steun kregen van bepaalde sleutelgroepen, zoals de grote industriëlen en militaire figuren, maar zij vertegenwoordigden slechts een klein deel van de Duitse samenleving. Om politieke macht te vergaren, had de nazi-partij een massale electorale basis nodig, en hun aanhang groeide uiteindelijk uit tot een gevarieerde mix van verspreide sociale groepen.

De partijen van de Weimarrepubliek vertegenwoordigden vaak specifieke sociale en economische groepen: van de communisten die de arbeidersklasse vertegenwoordigden tot de liberale partijen die steun genoten van kapitaalkrachtige elites. De nazi’s daarentegen fungeerden als een soort “vangnet” voor reactionair protest tegen de Weimarrepubliek en de moderne samenleving zoals die toen bestond. Hun aanhang bestond uit een brede waaier van groepen: ambtenaren, protestantse kiezers, witteboordenwerknemers, plattelandsbewoners, soldaten en anderen.


Advertentie:


De Kern: De Lagere Middenklasse

Ondanks de diversiteit van hun aanhang, was er één sociale groep die constant als de kern van de nazi-steun bleef fungeren: de lagere middenklasse. We moeten hierbij niet alleen denken aan mensen met middeninkomens, maar specifiek aan economische posities zoals kleine zelfstandigen, winkeliers, ambachtslieden, landbezitters en boeren met eigen grond. Deze groep, ook wel aangeduid als de ‘kleinburgerij’ of het ‘petite bourgeoisie’, voelde zich bedreigd door zowel grote bedrijven als door de groeiende macht van de arbeidersbeweging en zocht in de nazi-partij een uitweg uit hun onzekerheid.

De nazi’s speelden hier strategisch op in door te pleiten voor de ‘heropleving’ van de middenklasse, zichzelf als beschermer van deze groep te positioneren en de andere partijen te beschuldigen van het “verwaarlozen van de rechten van hun middenklasse-kiezers.” Ze noemden het liberalisme en het marxisme de schuldigen die de rechten van ambachtslieden en kleinhandelaren zouden hebben “uitgeleverd aan de arbeidersklasse en het grootkapitaal.”

Antikapitalistisch en Antimarxistisch? De Schijnbare Paradox van de Nazi-retoriek

Een opvallend aspect van de nazi-propaganda was de ogenschijnlijke contradictie in hun kritiek op de Weimarrepubliek. Aan de ene kant was hun retoriek antikapitalistisch: ze beweerden dat Duitsland werd bestuurd door de “meedogenloze hebzucht van grote bedrijven en banken.” Aan de andere kant waren ze fel antimarxistisch, en beweerden ze dat het land in handen was van “marxistische Joden die geen respect hadden voor eigendomsrechten.”

Deze paradox is niet toevallig, maar weerspiegelt de tegenstrijdige belangen van de kleinburgerij. Kleine ondernemers vreesden enerzijds grote bedrijven die, dankzij hun omvang en kapitaal, hun concurrenten konden verdringen. Deze bedreiging verklaarde hun antikapitalistische sentimenten. Tegelijkertijd verzetten zij zich tegen vakbonden en loonsverhogingen voor arbeiders, omdat zij ook zelf werkgevers waren en zich bedreigd voelden door de eisen van de arbeidersbeweging.

Het Samenbindende Effect van Fascisme en Paranoia

Voor de kleinburgerij functioneerde de nazi-retoriek als een verenigende factor, die hun diepgewortelde angst en onzekerheid kanaliseerde. Deze groep voelde zich van twee kanten bedreigd: door grote bedrijven en door de arbeidersklasse. Deze ervaring van bedreiging voedde een soort paranoïde wereldbeeld dat zo kenmerkend is voor fascistische politiek. Het leidde tot xenofobie, antisemitisme en samenzweringstheorieën die een “vijand” aanwezen achter de maatschappelijke problemen.

De nazi’s speelden hier handig op in door Joodse mensen zowel te associëren met de rijken (“hebzuchtig, egoïstisch en geldzuchtig”) als met de armen (“vies, ongecultiveerd, verspreiders van ziektes”). Deze stereotype beelden konden gemakkelijk op zowel de kapitalisten als de arbeidersklasse worden toegepast, wat het voor de kleinburgerij aantrekkelijk maakte om de wereld op deze vereenvoudigde manier te zien. Alles wat hun eigen bezit bedreigde, werd nu teruggevoerd op een enkele vijandige groep, wat de complexiteit van de problemen verminderde.

De Afwijzing door de Arbeidersklasse

In tegenstelling tot wat vaak wordt aangenomen, was de arbeidersklasse in grote industrieën verre van geneigd om de nazi’s te steunen. De meeste arbeiders stemden op de sociaaldemocratische of communistische partijen. De Communistische Partij van Duitsland was vooral populair onder ongeschoolde arbeiders, die zich door hun precaire positie in de samenleving juist aangetrokken voelden tot collectieve organisatie en solidariteit.

Terwijl de middenklasse zich geïsoleerd voelde en vatbaar was voor nationalistische en xenofobe gevoelens, bevonden industriële arbeiders zich in een geheel andere sociale omgeving. In hun werkplaatsen deelden zij hun zorgen met collega’s en organiseerden zij zich in vakbonden om hun belangen te verdedigen. Dit bood hun een gevoel van gemeenschap en maakte hen minder vatbaar voor de extreemrechtse retoriek van de nazi’s. Het is dan ook geen toeval dat vakbondsleden minder geneigd waren om op de nazi’s te stemmen dan niet-georganiseerde arbeiders.

Het Bedrog van de Kleine Burgerij door Fascisme

Fascisme beloofde de middenklasse veiligheid en bescherming tegen de dreigingen van zowel grootkapitaal als georganiseerde arbeid. Maar eenmaal aan de macht, gooiden de nazi’s hun beloften aan de middenklasse al snel overboord. Ze werkten nauw samen met de Duitse grootindustrie en namen maatregelen om vakbonden en socialistische bewegingen te onderdrukken. Achter de façade van een ‘socialistische arbeiderspartij’ dienden ze uiteindelijk het grote kapitaal. Dit leidde niet tot meer kansen voor de middenklasse, maar juist tot een verdere concentratie van rijkdom in handen van de elite, die kleine bedrijven nog meer onder druk zette.

De Kleine Burgerij in Historisch en Heden Tijdsperspectief

Het is cruciaal om de kleine burgerij en hun rol in fascistische en extreemrechtse bewegingen te begrijpen. Deze groep is niet per definitie fascistisch. In verschillende historische contexten stond zij juist aan de kant van democratische en zelfs revolutionaire bewegingen, zoals tijdens de Franse Revolutie en in vele antikoloniale bewegingen.

In de Verenigde Staten bijvoorbeeld heeft de middenklasse altijd een centrale rol gespeeld. De Amerikaanse cultuur idealiseert de kleine ondernemer en het zelfbesturende individu als een symbool van vrijheid en onafhankelijkheid, een beeld dat vaak wordt geassocieerd met de “American Dream.” Deze romantisering wordt echter vaak ingezet om economische ongelijkheid te verhullen en sociale mobilisatie te voorkomen, vooral als het gaat om kwesties als arbeidsrechten en sociale zekerheid.

De Betekenis van Klasbewustzijn Vandaag

Een duidelijk onderscheid tussen de belangen van de werkende klasse en de kleine burgerij is van cruciaal belang om hedendaagse politieke bewegingen te begrijpen. Veel extreemrechtse bewegingen hebben zich op de kleinburgerij gericht, gebruikmakend van hun angst voor economische onzekerheid en hun wantrouwen jegens zowel grootkapitaal als de arbeidersbeweging.

Om fascisme te bestrijden, moeten we de middenklasse aanspreken en hen ervan bewust maken dat fascisme historisch gezien nauwelijks hun belangen heeft gediend. Een sterke, goed georganiseerde arbeidersbeweging kan helpen om die solidariteit te vergroten en zo het klasbewustzijn te versterken. Zoals Trotski al scherp observeerde: “Niet elke verbitterde kleine burger zal Hitler worden, maar een deeltje Hitler schuilt in elke verbitterde kleine burger.”


Advertentie:


Aanbevolen voor jou