In een tijd waarin wereldwijd oude machtssystemen wankelen en nieuwe stemmen doordringen tot de instituties, is de recente verkiezingsoverwinning van links in New York meer dan alleen een politieke verschuiving. Het weerspiegelt een groeiend verzet tegen sociale ongelijkheid, raciale onrechtvaardigheid en economisch elitisme. Opvallend is hoe dit eigentijdse momentum echo’s draagt van historische verzetsbewegingen, zoals die van Carlota Lucumí in 1843 op Cuba. Hoewel de context totaal anders is, blijft de essentie herkenbaar: mensen die opstaan tegen systemen die hen marginaliseren. Carlota’s strijd voor vrijheid en menselijke waardigheid klinkt, bijna twee eeuwen later, door in moderne bewegingen voor rechtvaardigheid – van Havana tot Harlem.
Op een broeierige avond, 5 november 1843, broeit er iets op de Triunvirato-plantage in de Cubaanse provincie Matanzas. In de zinderende stilte klinkt het scherpe ritme van trommels. Niet zomaar muziek: het zijn signalen. Die avond grijpt een vrouw, Carlota Lucumí, naar een machete. Ze is het zat. Samen met honderden anderen is ze klaar om het ondenkbare te doen: de ketenen letterlijk en figuurlijk verbreken. Wat volgt is een opstand die kort duurt, maar tot op de dag van vandaag nazindert – en ook in het Nederlandse slavernijverleden verrassende echo’s vindt.
Carlota’s opstand: tussen suikerriet en strijdkreten
Op het terrein waar ooit de plantage Triunvirato lag, staat nu een beeld. Carlota, ketens gebroken, machete in de hand, geflankeerd door twee strijdmakkers. Het werd in 1991 opgericht om een rebellie te gedenken die vaak uit het collectieve geheugen is gewist.
Carlota was geen fictief figuur, geen verzinsel van een nationale mythe. Ze was een tot slaaf gemaakte vrouw van Yoruba-afkomst, Lucumí genoemd in Cuba. In de nacht van haar opstand riep ze via trommels en aanwezigheid zo’n 250 mensen bijeen. Het was geen chaotische uitbarsting, maar een goed getimede aanval. De opzichter en de familie van de plantage-eigenaar, Julián Luis Alfonso Soler, werden omgebracht, gebouwen in brand gestoken, installaties vernietigd. “¡Muerte, fuego, libertad!” – zo klonk het, als een strijdkreet die de plantages deed beven.
Wat begon op Triunvirato, groeide snel. De opstandelingen trokken naar Ácana, waar de eveneens Lucumí-vrouw Fermina zich bij hen voegde. Ze leidde hen verder – naar Concepción, San Miguel, San Lorenzo. Overal waar ze kwamen: vuur, verzet, bevrijding. Totdat de Spaanse troepen bij San Rafael toesloegen. Gewapend met vuurwapens versus machetes en gereedschap – het resultaat was tragisch voorspelbaar.
Carlota sneuvelde. Niet alleen in de strijd, maar in de manier waarop men haar na haar dood behandelde. Haar lichaam werd verminkt en tentoongesteld. Ook Fermina en andere leiders werden later terechtgesteld. De Spaanse reactie was genadeloos: het zogenoemde “Año del Latigazo” – het Jaar van de Zweepslagen – brak aan. Repressie kende geen grens.
Toch stierf Carlota’s verhaal niet.
Van martelares tot symbool: Carlota’s doorwerking
De Spaanse kroon schrok. En deed iets wat kolonisatoren vaker doen: ze introduceerden halfslachtige hervormingen – een beetje betere behandeling, wat schijnrechten. Maar vrijheid? Die bleef ver weg. Pas in 1886 werd slavernij op Cuba afgeschaft – decennia na Carlota’s offer.
Toch werd haar naam niet vergeten. Ze groeide uit tot een icoon. In de jaren zeventig noemde Fidel Castro zijn militaire interventie in Angola “Operatie Carlota” – een symbolische terugkeer van de Afrikaanse diaspora naar het continent, nu als vrijheidsstrijders. Carlota werd nationaal erfgoed, verankerd in musea, monumenten en verhalen.
De ruïnes van Triunvirato huisvesten nu het Museo al Esclavo Rebelde. En daar, bij het standbeeld, spreekt nog steeds het stille ritme van verzet. Bezoekers komen niet alleen om te herdenken, maar ook om te begrijpen: Carlota stond voor meer dan rebellie – ze belichaamde een universeel verlangen naar waardigheid.
De Nederlandse schakel: Curaçao als knooppunt van mensenhandel
De Cubaanse slavernij lijkt op het eerste gezicht een Spaans verhaal. Maar de Nederlandse vingers zitten erin verstrengeld. Tussen 1656 en 1730 was het Nederlandse Curaçao een cruciale doorvoerhaven. Hier kwamen zo’n 100.000 Afrikaanse mensen aan, verscheept door de West-Indische Compagnie, om verder te worden verhandeld naar Spaanse kolonies – waaronder Cuba.
Deze beruchte Asiento-handel legde vast dat Spaanse agenten op Curaçao hun menselijke ‘lading’ ophaalden en verspreidden over de regio. Het eiland werd een draaischijf van onmenselijkheid. In de dokken van Willemstad werd de Afrikaanse diaspora letterlijk verdeeld.
In totaal vervoerden Nederlandse slavenhandelaren naar schatting een half miljoen mensen over de Atlantische Oceaan – grofweg 5% van de totale slavenhandel. De meeste kwamen terecht op Nederlandse plantages in Suriname of de Antillen. De opbrengsten? Suiker, koffie, katoen – koloniale rijkdom gebouwd op leed. En hoewel Nederland de trans-Atlantische slavenhandel in 1814 verbood, bleef slavernij nog decennia bestaan: pas in 1863 werd het officieel afgeschaft. En zelfs daarna – in Suriname – moest men tien jaar lang onder staatstoezicht blijven werken.
Tula: Curaçaos Carlota
Ook in de Nederlandse koloniën was verzet geen uitzondering. In Suriname trokken marrons het binnenland in en streden jarenlang tegen koloniale troepen. Ze wisten vrede én autonomie af te dwingen.
Maar het meest directe spiegelbeeld van Carlota vinden we in Tula. Op 17 augustus 1795 leidde hij een slavenopstand op Curaçao, geïnspireerd door de Franse Revolutie en de opstand in Haïti. Hij eiste – samen met honderden anderen – de afschaffing van slavernij. Zijn woorden en daden zetten het eiland in vuur en vlam. De opstand duurde weken, verspreidde zich over het eiland, maar werd uiteindelijk neergeslagen. Tula werd gemarteld en geëxecuteerd – bedoeld als waarschuwing.
Toch leeft ook hij voort. Curaçao viert zijn strijd jaarlijks op 17 augustus, en Tula is een nationale held geworden. Zijn nalatenschap – net als die van Carlota – is een bewijs dat de drang naar vrijheid niet door ketens te onderdrukken is.
Erfenis en spiegel
Wat Carlota en Tula delen, is meer dan hun strijdlust. Hun opstanden waren geen losse incidenten, maar barsten in een systeem dat zichzelf als vanzelfsprekend beschouwde. Ze weigerden hun lot te aanvaarden, trotseerden brute macht en lieten zien dat verzet ook hoop kan zaaien.
Vandaag de dag zijn hun verhalen nog steeds relevant. Herdenken is geen passieve daad – het is een actieve vorm van bewustzijn. Door stil te staan bij Matanzas en Curaçao, bij Carlota en Tula, houden we onszelf een spiegel voor: hoe vanzelfsprekend is onze vrijheid eigenlijk? En wat doen wij als onrecht zich aandient?
De geschiedenis fluistert geen geruststellingen. Ze daagt ons uit – telkens opnieuw.


