In 1938, terwijl Europa op de rand van een nieuwe wereldoorlog balanceerde, sloeg Leon Trotski alarm. Het proletariaat, zo betoogde hij, kon zich geen luxe van abstract dogmatisme veroorloven. Linkse sektariërs – gevangen in hun eigen leuzen – zouden bij het eerste artilleriesalvo verdwijnen in politieke irrelevantie, of erger nog, verzeilen in het kamp van het sociaalpatriottisme.
In zijn essay van mei dat jaar fileert Trotski het ultralinkse denken dat weigert een concrete strategie voor oorlogstijd te ontwikkelen. Zijn analyse is een pleidooi voor een levend, praktisch marxisme: een politiek die zich richt op reële machtsverhoudingen en de werkelijke belangen van de arbeidersklasse.
Het Doolhof van Abstract Defaitisme
Trotski spaart in zijn kritiek de zogenaamde “professionele praatjesmakers” niet – ultralinkse theoretici die de standpunten van de Vierde Internationale wilden “corrigeren” vanuit hun verstarde vooroordelen. Hun defaitisme, het idee dat de nederlaag van de eigen imperialistische regering altijd te verkiezen is boven nationale eenheid, verwerd bij hen tot een hol dogma.
“Wat heeft het proletariaat aan slogans,” zo zou een kritische socialist vandaag kunnen vragen, “als die in de praktijk vooral tot stilstand leiden?”
Voor deze stroming moest het proletariaat in elk land exact dezelfde houding aannemen tegenover de eigen regering, ongeacht de concrete situatie. Elke vorm van nuance – elk strategisch onderscheid – beschouwden zij al als het begin van sociaalpatriottisme. Trotski waarschuwde dat dit niet alleen onjuist, maar ronduit gevaarlijk was: revoluties winnen geen kracht met louter zuivere leuzen. Ze groeien door scherp inzicht in de werkelijke dynamiek van de strijd.
Internationalisme in Actie
Om het verschil tussen dogma en strategie tastbaar te maken, schetste Trotski een prikkelend scenario. Stel: in de Franse kolonie Algerije breekt een opstand uit onder de vlag van nationale bevrijding. Tegelijk besluit de Italiaanse fascistische regering – puur uit eigenbelang – de rebellen van wapens te voorzien.
Wat moeten Italiaanse arbeiders dan doen?
Voor Trotski was het antwoord helder: zij mogen zulke wapenleveringen niet saboteren. Sterker nog, revolutionair internationalisme vereist dat zij de Algerijnse opstand steunen – zelfs als dat via de wapens van hun eigen fascistische regering gebeurt. Elke andere houding zou neerkomen op verraad aan de koloniale arbeiders.
Tegelijk blijven de Italiaanse arbeiders onverzoenlijk in hun strijd tegen Mussolini. Ze waarschuwen de Algerijnen voor de verraderlijke aard van deze hulp, maar begrijpen dat de bevrijdingsstrijd in de koloniën hun eigen strijd tegen de bourgeoisie direct kan versterken.
Aan de Franse kant geldt het spiegelbeeld: Franse arbeiders moeten juist álles doen om de wapenleveringen tegen de Algerijnse opstand te saboteren. Alleen een strategie die per land inspeelt op de concrete omstandigheden kan echt internationalistisch zijn.
Oorlog als Voortzetting van Politiek
Trotski bouwt voort op Clausewitz’ beroemde stelling: oorlog is slechts de voortzetting van politiek met andere middelen. Wie de oorlog wil bestrijden, moet dus de klassenstrijd in vredestijd verdiepen.
Dit betekent dat proletarische strategie niet simpelweg het tegenovergestelde kan zijn van elke zet van de bourgeoisie. In negen van de tien gevallen zal de arbeidersklasse een “minteken” zetten waar de bourgeoisie een “plusteken” zet. Maar soms – bijvoorbeeld bij steun aan een koloniale opstand of een naburige arbeidersstaat – moet zij dezelfde handeling verrichten, maar met een volledig eigen politieke betekenis en met permanent wantrouwen tegenover de burgerlijke regering.
Neem een hypothetisch voorbeeld: stel dat België in een toekomstige oorlog een arbeidersstaat wordt, en Frankrijk uit eigenbelang wapens stuurt om Hitler tegen te houden. Dan zouden Franse arbeiders dit transport niet saboteren. Proletarisch België is immers een directe bondgenoot, ook al handelt hun eigen bourgeoisie uit puur opportunisme.
Strategie voor Oorlog en Revolutie
Voor Trotski was revolutionair defaitisme nooit een oproep tot willekeurige sabotage, maar een aansporing om de klassenstrijd te verdiepen. Treinen opblazen of loodsen in brand steken heeft alleen zin als onderdeel van een massale, levende burgeroorlog.
Toch sluit hij militair-technische sabotage in oorlogstijd niet uit. Soms is het noodzakelijk – om een koloniale opstand te steunen of een arbeidersregering te verdedigen. Het criterium blijft altijd hetzelfde: dient de actie werkelijk de revolutionaire belangen van het proletariaat, en vloeit zij voort uit een concrete analyse van de situatie?
Ultralinkse scholastici zoeken daarentegen naar een hermetische formule die hen vrijwaart van twijfel. Maar de geschiedenis leert dat wie weigert in vredestijd concreet te denken, in oorlogstijd ofwel irrelevant wordt, of eindigt – zoals de Spaanse anarchisten – in het kamp van de bourgeoisie.
Concreet Denken als Revolutionaire Plicht
Trotski’s kernboodschap blijft opmerkelijk actueel: revolutionair internationalisme kan alleen leven als het geworteld is in concrete analyse van de werkelijkheid, niet in starre dogma’s of herhaalde leuzen. Defaitisme – het principe dat de nederlaag van de eigen heersende klasse gunstig kan zijn voor de arbeidersbeweging – is geen oproep tot passieve afwachting. Het is een strategie die de klassenstrijd moet verdiepen, tot op het punt dat maatschappelijke tegenstellingen uitmonden in revolutionaire actie, en waar nodig zelfs in burgeroorlog.
In onze tijd vertaalt dit principe zich niet één-op-één naar klassieke oorlogssituaties zoals in 1938. De hedendaagse “oorlog” kan ook economisch of hybride zijn: geopolitieke sancties, handelsconflicten, cyberoorlog, en de militarisering van migratiebeleid zijn nieuwe gezichten van dezelfde machtsstrijd. Voor revolutionairen betekent concreet denken dat zij telkens opnieuw analyseren wie werkelijk profiteert, wie onderdrukt wordt, en hoe internationale solidariteit praktisch vorm kan krijgen – of het nu gaat om steun aan arbeidsmigranten, verzet tegen klimaatimperialisme, of solidariteit met onderdrukte volkeren.
Wie alleen in abstracte tegenstellingen denkt – “voor” of “tegen” het Westen, “voor” of “tegen” een regime – loopt het risico irrelevant te worden of onbedoeld de belangen van een macht te dienen. Trotski zou zeggen: wie niet leert in vredestijd de wereld concreet te lezen, verliest in crisistijd elk kompas.
Concreet denken is geen luxe, geen theoretische hobby. Het is een revolutionaire plicht – en in een tijd waarin politieke crises zich wereldwijd opstapelen, misschien wel urgenter dan ooit.
Van Historische Lessen naar Heden
De lessen van Trotski en de anti-oorlogstraditie kruisen elkaar vandaag op een opvallende manier. Terwijl staten investeren in wapenwedlopen en conflicten zich wereldwijd opstapelen – van Oekraïne tot Gaza – verschuift een deel van de arbeidersbeweging en grassroots-activisme van massale demonstraties naar directe, economische interventie. Acties zoals de blokkade van de Eaton Mission Systems-fabriek in Zuid-Engeland, waar 600 arbeiders en activisten in december 2023 wapentransporten naar Israël stopten, tonen een strategie die zowel historisch als actueel is: zonder arbeiders geen oorlog.
In een wereld waarin hybride oorlogen – militair, economisch en digitaal – de norm zijn geworden, blijft de revolutionaire plicht tot concreet denken onverminderd relevant. Net als Trotski betoogde, kan de arbeidersklasse zich niet verschuilen achter abstracte leuzen; zij moet handelen vanuit een analyse van wie werkelijk profiteert van elk conflict. Het blokkeren van wapenleveringen, het saboteren van oorlogsproductie, en het opbouwen van internationale solidariteit met onderdrukte volkeren vormen de hedendaagse invulling van een eeuw oude leus: keer imperialistische oorlog om in revolutionaire strijd.