Kinderen op een schoolplein brengen groet, met speelse maar serieuze gezichtsuitdrukking, verwijzend naar collectieve rituelen van herinnering.
Op jonge leeftijd worden kinderen via rituelen en groepsgedrag ingewijd in een collectief geheugen. Deze foto vangt een speels moment van gehoorzaamheid, dat tegelijkertijd wijst op de vroegtijdige internalisering van nationale symboliek.

Herdenken onder bevel: Izkor en Israëlisch geheugen

5 minutes, 12 seconds Read

In Nederland staan we elk jaar stil bij oorlogsslachtoffers en vieren we de bevrijding — plechtige momenten die in het collectieve bewustzijn verankerd zijn als vanzelfsprekende rituelen. Maar wat als die rituelen niet enkel herdenken, maar ook vormen van uitsluiting in stand houden? Terwijl nationale herdenkingen steeds vaker onderwerp zijn van maatschappelijk debat — denk aan discussies rond de inclusie van Indonesische slachtoffers of de aanwezigheid van politieke leiders — dringt zich een bredere vraag op: wie mag eigenlijk deel uitmaken van het nationale geheugen? De Israëlische documentaire Izkor: Slaves of Memory biedt een confronterend perspectief op deze vraag, dat ook hier relevant is.

In Izkor: Slaves of Memory (1991) onderzoekt de Israëlische filmmaker David Ofek hoe nationale rouwrituelen niet louter uitdrukking geven aan verlies, maar ook functioneren als mechanismen van ideologische beheersing. Herdenken blijkt hier geen universeel menselijk gebaar, maar een geregisseerd staatsproject: zorgvuldig georkestreerd, politiek selectief en gevoed door een logica van conformiteit. Door terug te grijpen op zijn eigen schooltijd, waarin hij ondergedompeld werd in een nationalistisch-zionistische leeromgeving, stelt Ofek de ongemakkelijke vraag: wie heeft eigenlijk het alleenrecht op verdriet?

De herdenkingsmachine als ritueel van gehoorzaamheid

Izkor” — “Gedenk” — is het bevel dat centraal staat in Israëlische herdenkingsdagen voor gevallen soldaten en slachtoffers van de Shoah. Wat op het eerste gezicht een nationaal moment van bezinning lijkt, ontpopt zich in Ofeks lens als een strak gechoreografeerde oefening in gehoorzaamheid. Kinderen worden getraind in lichamelijke discipline: stilzitten, in de houding staan, de vlag eren. Gedichten, militaire muziek, en gecontroleerde emotie zijn geen vrije expressie, maar opvoedingsmiddelen. Twijfel wordt al vroeg bestraft.

Blijf op de hoogte van radicale stemmen en kritische publicaties – volg vrheid.nl op Substack.

Deze pedagogische dimensie is essentieel. Herdenken is niet slechts een moment van reflectie, maar een doorlopende leerlijn — van kleuterschool tot legerdienst — waarin identiteit wordt opgebouwd langs rituele en ideologische lijnen. De culturele identiteit van de burger wordt als het ware gedoseerd via de kalender, met herdenkingsmomenten als didactische ankers. De rouwrituelen zijn in die zin niet vrijblijvend, maar vormend — tot in de vezels van het lichaam.

Het collectieve geheugen dat hieruit voortkomt, is niet spontaan gegroeid, maar zorgvuldig vormgegeven. Het is geen open veld van herinneringen, maar eerder een betonnen wand: wie of wat zich daarachter bevindt — de Nakba, het Palestijnse leed, kritische stemmen van binnenuit — wordt doelbewust weggefilterd. Rouw wordt niet alleen erkend, maar opgelegd; wie afwijkt, ondermijnt de orde.

Freedom for Palestine

Slachtofferschap als nationaal fundament

Centraal in dit herinneringsregime staat een gecultiveerd slachtofferschap. De Shoah wordt niet enkel herdacht als historische tragedie, maar verheven tot een unieke, bijna heilige legitimatie voor het bestaan van de staat. De gesneuvelde soldaat wordt niet slechts betreurd, maar ook vereerd — zijn dood verheft het leger tot morele autoriteit. Zo raken verdriet en militarisme innig verstrengeld.

Maar dit verdriet is niet vrij beschikbaar. Alleen wie past binnen het ideologische kader mag rouwen. Palestijnen, linkse Joden, dienstweigeraars — hun verlies wordt niet alleen genegeerd, maar actief verdacht gemaakt. Hun verdriet wordt gezien als bedreigend, hun herinnering als subversief. Het collectieve geheugen blijkt een gesloten systeem dat definieert wie menselijk mag zijn — en wie niet.

De Israëlische natuurkundige en filosoof Jesjaja Leibovitz — een prominente dissident die in de film aan het woord komt — biedt hier een scherp tegenwicht. Hij betoogt dat slachtofferschap niet als moreel schild mag dienen. De herdenkingsceremonies, zo stelt hij, versterken een cultuur van morele immuniteit waarin elke kritiek als ontheiliging wordt gezien. Zijn waarschuwing is indringend: zolang slachtofferschap wordt gebruikt als legitimatie, zal de geschiedenis zich blijven herhalen.

Zionisme als geheugenpolitiek: ontkennen dat men ontkent

De kritiek reikt verder dan ritueel en opvoeding; ze raakt aan de kern van het zionistisch project. Regisseur Eyal Sivan — die samen met Ofek de film vormgaf — stelt dat het zionisme niet alleen Palestijnse rechten ontkent, maar ook “de ontkenning zelf ontkent”. Daarmee creëert het systeem een dubbele onzichtbaarheid: het gewiste wordt gewist, het stilgezwegen wordt structureel verzwegen. Dit maakt het zionistisch geheugen niet enkel selectief, maar actief repressief.



De afwezigen: strategisch vergeten en moreel grensbeheer

Soms zegt afwezigheid meer dan wat uitgesproken wordt. Izkor benoemt de Nakba niet letterlijk, maar haar afwezigheid schreeuwt. Geen Palestijnse namen, geen erkenning van gedeeld lijden. De herinneringsruimte is etnisch begrensd: empathie kent paspoortcontrole. De film laat een maatschappij zien waarin stilte geen vergetelheid is, maar een daad van uitsluiting.

Deze selectieve vergetelheid is geen nalatigheid — het is beleid. Door bepaalde geschiedenissen te wissen, kan de staat zijn geweld presenteren als defensief, als noodzakelijk. Herdenken verwordt tot een rangorde: niet iedereen krijgt toegang tot de nationale rouw. Wie niet past, wordt stilgehouden.

Herdenken als daad van verzet

Toch is Izkor niet enkel een aanklacht, maar ook een uitnodiging. Een uitnodiging tot anders herinneren. Tot ongehoorzaam rouwen. Wat als verdriet geen lijm hoeft te zijn die de natie bijeenhoudt, maar een scheur waar iets nieuws doorheen kan groeien? Wat als herdenken niet draait om consensus, maar om het toelaten van dissonantie — van vergeten verhalen, verboden gevoelens?

In een samenleving waar rouwrituelen zijn verheven tot nationale dogma’s, is Ofeks film een daad van symbolische sabotage. Door de ritmiek van het officiële narratief te doorbreken, door stiltes te laten vallen op plekken waar men geacht wordt te juichen of te huilen, ontmantelt hij de vanzelfsprekendheid van collectieve eendracht. Izkor herinnert ons eraan dat herinnering geen neutrale reflectie is, maar een keuze — en dus ook een strijd.

Dat blijkt ook uit de nasleep van de film. Het Israëlische ministerie van onderwijs verbood publieke vertoning ervan — een verbod dat niet toevallig, maar illustratief is. De censuur bevestigt de centrale stelling: alternatieve herinneringen worden niet alleen genegeerd, maar actief geweerd.

De hedendaagse echo: wie mag rouwen in tijden van oorlog?

De vragen die Izkor stelt, zijn niet gebonden aan tijd of plaats. Hoe worden rituelen ingezet om gehoorzaamheid af te dwingen? Wie bepaalt welk verdriet waardig is? In een wereld waarin vlaggen wapperen boven loopgraven — van Gaza tot Charkov, van Jeruzalem tot Rotterdam — blijft de film brandend actueel. Ze confronteert ons met de banaliteit van selectief verdriet.

Herdenken is geen onschuldig gebaar. Het is een politiek strijdperk waarin loyaliteit wordt getest, afwijking gestraft, en stilte verkocht als vrede. Juist daarom zijn er stemmen nodig die weigeren zich te voegen naar het opgelegde ritme. Die weigeren hun herinnering te laten keuren. Want misschien ligt ware herdenking niet in gehoorzaamheid, maar in het recht om te weigeren.

Help ons groeien - deel dit bericht

Aanbevolen voor jou