Illustratie van een vastberaden vrouw met een rode vlag, omringd door een menigte arbeiders, symbool voor solidariteit en arbeidersstrijd.
De focus op collectieve solidariteit en de revolutionaire strijd van de Franse CGT-SR.

De Franse CGT-SR: Strijd voor Arbeiderszelfbestuur

6 minutes, 6 seconds Read

In de turbulente jaren na de Eerste Wereldoorlog stond Frankrijk, net als veel andere landen, op een kruispunt. Terwijl de wereldeconomie wankelde en de sociale ongelijkheid escaleerde, ontstonden overal arbeidersbewegingen. Zij zochten naar manieren om niet alleen betere arbeidsomstandigheden af te dwingen, maar ook het kapitalisme als systeem omver te werpen.

In Frankrijk leidde deze groeiende onvrede onder arbeiders tot een scheuring in de grootste vakbond van het land, de Confédération Générale du Travail (CGT). De CGT, steeds meer beïnvloed door de Franse Communistische Partij (PCF) en parlementaire politiek, verloor de steun van radicale arbeiders. Zij zochten een terugkeer naar de oorspronkelijke principes van directe actie en arbeidersautonomie. Deze beweging mondde in 1926 uit in de oprichting van de Confédération Générale du Travail – Syndicaliste Révolutionnaire (CGT-SR), onder leiding van sleutelfiguren zoals Pierre Besnard.


Advertentie:


Pierre Besnard: de intellectueel van het anarchosyndicalisme

Pierre Besnard was een arbeider, schrijver en theoreticus die zijn leven wijdde aan de zaak van het anarchosyndicalisme. Geboren in 1886 in een arbeidersfamilie, groeide hij op in een tijd waarin de sociale ongelijkheid in Frankrijk enorm was. Hij begon zijn carrière als metaalbewerker, maar zijn scherpe intellect en diepe betrokkenheid bij de arbeidersstrijd brachten hem al snel naar de frontlinie van de anarchistische beweging.

Als lid van de CGT brak Besnard met de steeds dominanter wordende marxistische vleugel en koos hij voor een radicale, antiautoritaire benadering. Hij was een overtuigde voorstander van federalisme, een organisatievorm waarin macht decentraal ligt bij lokale syndicaten, en van prefiguratieve politiek: het idee dat de structuren van de beweging al de waarden van de toekomstige samenleving moeten belichamen. Voor Besnard was een vakbond geen louter economisch instrument, maar een middel om arbeiders op te leiden en te organiseren voor de revolutie.

Een kernpunt van Besnards denken was zijn felle kritiek op parlementaire politiek. Voor anarchosyndicalisten zoals hij was het parlement niet een platform voor echte verandering, maar een mechanisme om arbeidersstrijd te demobiliseren. Het parlementaire spel, met zijn beloftes van hervormingen en compromissen, bracht arbeiders in een passieve positie: in plaats van zelf actie te ondernemen, moesten zij wachten op politici die in hun naam spraken. Bovendien zagen anarchosyndicalisten het parlement als een instrument van de bourgeoisie, ontworpen om de machtsverhoudingen in stand te houden. Besnard geloofde dat echte verandering niet door wetten, maar door de collectieve macht van georganiseerde arbeiders tot stand zou komen.

In 1926 was Besnard een van de oprichters van de CGT-SR, die hij vormgaf als een bond die trouw bleef aan de ideeën van zelfbestuur en directe actie. Besnard speelde ook een sleutelrol in de International Workers’ Association (IWA), waarvan hij de eerste secretaris-generaal werd. Hij benadrukte het belang van internationale solidariteit en schreef invloedrijke werken, zoals L’Anarcho-Syndicalisme et L’Organisation de l’Avenir, waarin hij een blauwdruk schetste voor een maatschappij gebaseerd op arbeidersraden en collectieve eigendom. Zijn theoretische bijdragen blijven een belangrijke bron van inspiratie voor anarchosyndicalisten wereldwijd.

De arbeidersstrijd en de beperkingen van parlementair reformisme

Tijdens de jaren dertig werd de CGT-SR geconfronteerd met de economische verwoestingen van de Grote Depressie. In heel Frankrijk kwamen arbeiders in opstand tegen massaontslagen, armoede en de onmenselijke arbeidsomstandigheden die voortkwamen uit een systeem dat winst boven menselijke waardigheid plaatste. In deze context organiseerde de CGT-SR stakingen en solidariteitsacties, waaronder een van de meest spraakmakende stakingen onder spoorwegarbeiders. Hun eis om het spoorwegnetwerk te collectiviseren werd een symbool van hun bredere visie op een economie waarin de samenleving zelf de controle heeft over de productie.

Ondanks deze strijd was de impact van de CGT-SR beperkt. De regering van het Volksfront, geleid door sociaaldemocraten, voerde weliswaar progressieve hervormingen door, zoals arbeidsduurverkortingen en een minimumloon, maar deze maatregelen waren vooral bedoeld om de arbeidersbeweging te pacificeren. Voor Besnard en zijn kameraden was dit een bewijs dat parlementair reformisme geen antwoord bood op de diepere structurele problemen van het kapitalisme. Hervormingen veranderden niets aan de fundamentele machtsverhoudingen; integendeel, zij versterkten het idee dat het systeem hervormbaar was, terwijl de werkelijke controle over economie en politiek bij de elite bleef.

De Nederlandse context: NVV en de NAS

In Nederland speelde zich een vergelijkbare dynamiek af. De Nederlandse Verbond van Vakverenigingen (NVV), opgericht in 1906, was sterk geworteld in de sociaaldemocratische traditie en stond dicht bij de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP). Het NVV streefde naar verbeteringen binnen het kapitalistische systeem, zoals kortere werkdagen en betere lonen, en maakte daarbij gebruik van parlementaire politiek als instrument. Hoewel het NVV veel bereikte, zoals de invoering van de achturige werkdag, zagen anarchosyndicalisten dit als een beperkt succes dat de arbeiders afhankelijk maakte van partijpolitieke compromissen.

Voor anarchosyndicalisten zoals de leden van de Nederlandse Arbeiders-Syndicalistenbond (NAS) was dit reformisme onvoldoende. Zij geloofden niet in kleine verbeteringen binnen een systeem dat in essentie onrechtvaardig was, maar pleitten voor de volledige afschaffing van loonarbeid en privébezit van productiemiddelen. De NAS organiseerde radicale stakingen in sectoren zoals de scheepvaart en de Rotterdamse haven, en voerde een felle strijd tegen de groeiende invloed van communistische en sociaaldemocratische partijen, die zij beschouwden als een verlengstuk van het parlementaire spel.

De destructieve gevolgen van neoliberaal parlementarisme

De strijd van de CGT-SR en de NAS tegen parlementair reformisme en kapitalistische uitbuiting is vandaag relevanter dan ooit. Het neoliberalisme, dat sinds de jaren tachtig de wereldpolitiek domineert, heeft parlementaire politiek nog verder uitgehold. Onder het mom van “economische efficiëntie” hebben regeringen over de hele wereld publieke diensten geprivatiseerd, arbeidsrechten afgebroken en vakbonden gemarginaliseerd. Parlementen, ooit gezien als de arena’s waar arbeiders hun rechten konden verdedigen, zijn steeds meer instrumenten geworden van bedrijven en elites.

Deze dynamiek heeft geleid tot een groeiende kloof tussen de politieke klasse en de bevolking. De Franse Gele Hesjes-beweging, bijvoorbeeld, is een directe reactie op het gevoel dat parlementaire politiek niet langer in staat is om de belangen van gewone mensen te vertegenwoordigen. Voor anarchosyndicalisten is dit een bevestiging van hun analyse: echte verandering komt niet uit de stembus, maar uit de collectieve macht van georganiseerde actie.

Bouwen aan een nieuwe beweging

De vraag blijft hoe we een beweging kunnen opbouwen die leert van de fouten van het verleden. De geschiedenis van het anarchosyndicalisme laat zien dat directe actie, internationale solidariteit en zelfbestuur krachtige wapens zijn. Tegelijkertijd moeten we erkennen dat het gebrek aan schaal en interne verdeeldheid vaak de grootste obstakels zijn geweest.

Een moderne beweging moet daarom niet alleen gebaseerd zijn op strijd, maar ook op de opbouw van alternatieven: collectieve woonvormen, coöperaties en lokale netwerken die prefigureren hoe een rechtvaardige samenleving eruit kan zien. Zoals Besnard benadrukte, moet elke actie niet alleen een reactie zijn op onderdrukking, maar ook een stap naar het opbouwen van een wereld waarin vrijheid en solidariteit centraal staan.

Dit betekent dat vakbonden opnieuw hun rol moeten heruitvinden als leerscholen van verzet, waarin arbeiders niet alleen leren hoe ze zich kunnen verdedigen, maar ook hoe ze een nieuwe samenleving kunnen opbouwen. De strijd tegen neoliberalisme, klimaatverandering en sociale ongelijkheid is uiteindelijk één en dezelfde: het is een strijd voor de toekomst van de mensheid.

De erfenis van de CGT-SR en de NAS herinnert ons eraan dat echte verandering begint met de vastberadenheid om niet te buigen voor autoriteit, en met de moed om samen te bouwen aan een wereld waarin solidariteit sterker is dan onderdrukking.

Laten we de geschiedenis niet alleen herdenken, maar voortzetten.

Aanbevolen voor jou