Standbeeld van Charles D. Lu-A-Si op de Dam in Amsterdam, voor het Koninklijk Paleis en de Nieuwe Kerk.
Denkbeeldig monument voor Charles D. Lu-A-Si, Surinaamse communist en verzetsstrijder, geplaatst op de Dam in Amsterdam.

Koloniale verzetshelden en het Nederlandse geheugenverlies

4 minutes, 42 seconds Read

De herinnering aan verzet is nooit neutraal. Wie herdacht wordt en wie verdwijnt uit de collectieve verbeelding, is het resultaat van keuzes die macht bevestigen en ongelijkheid bestendigen. In de marges van de officiële verhalen bevinden zich juist de mensen die tegen meerdere machten tegelijk vochten: tegen fascisme, tegen koloniale structuren, tegen sociale hiërarchieën. Hun bestaan laat zien dat verzet niet altijd netjes in nationale kaders past, maar vaak juist grenst aan het ongehoorzame, het oncontroleerbare, het onwelgevallige. Daar, in dat spanningsveld, duikt de naam Charles D. Lu-A-Si op.

De naam Charles Désiré Lu-A-Si zegt de meeste Nederlanders weinig. Toch was hij een Surinaamse havenarbeider en communist in Amsterdam die in 1941 hielp bij de organisatie van de Februaristaking – het eerste massale protest in bezet Europa tegen de Jodenvervolging. Voor die daad betaalde hij de hoogste prijs: na zijn arrestatie volgde een keten van kampen, en in 1942 stierf hij in Auschwitz, slechts dertig jaar oud.

Zijn verhaal is heroïsch, maar nauwelijks bekend in Nederland. Het feit dat zijn naam in Paramaribo wel op monumenten prijkt, maar in Amsterdam op geen enkel monument, zegt veel over hoe collectieve herinnering werkt – en wie daarin wordt toegelaten. Het verdwijnen van Lu-A-Si en andere verzetsstrijders afkomstig uit de koloniën uit ons nationale geheugen is geen toeval, maar het resultaat van diepgewortelde structuren: wit nationalisme, koloniale hiërarchiën en politieke uitsluiting.

Blijf op de hoogte van radicale stemmen en kritische publicaties – volg vrheid.nl op Substack.

Het witte verzetsverhaal

Na 1945 construeerde Nederland een herinneringscultuur die draaide om het beeld van een verenigd volk “in verzet”. Figuren als Hannie Schaft of de gebroeders Van der Veen werden iconen van moed en patriottisme.

In dit verhaal was geen plaats voor migranten uit de koloniën. Hun aanwezigheid doorbrak de mythe van een homogeen, wit volksverzet. Zij maakten zichtbaar dat de arbeidersklasse in Nederland allang internationaal en gekleurd was. Dat paste slecht bij de behoefte aan een zuiver nationaal narratief na de oorlog.

Koloniale hiërarchie in herinnering en onderwijs

Surinamers, Antillianen en Indonesiërs golden decennialang niet als volwaardige landgenoten. Zelfs wanneer zij actief deelnamen aan het verzet, bleven ze in een ondergeschikte categorie. Hun verhalen werden niet systematisch vastgelegd en nauwelijks doorgegeven.

Dit onderscheid bepaalde wie een standbeeld kreeg, wie in schoolboeken belandde en wie onderdeel werd van de nationale canon. Zo raakten Lu-A-Si en zijn kameraden letterlijk en figuurlijk gemarginaliseerd.

Politieke filter en de Koude Oorlog

Daarbovenop werkte een politieke uitsluiting. Lu-A-Si was communist, en in het Nederland van na 1945 werden communisten doelbewust uit het nationale geheugen geweerd. De Communistische Partij Nederland (CPN) had echter een centrale rol gespeeld bij de Februaristaking: zij riep op tot werkonderbrekingen, verspreidde pamfletten en mobiliseerde arbeiders in de hoofdstad. Zonder die communistische netwerken en hun vakbondswerk was de staking nauwelijks zo massaal geworden. Toch werd deze bijdrage decennialang verzwegen of gebagatelliseerd, deels door de Koude Oorlog en het anticommunistische klimaat dat elke erkenning verdacht maakte.

Voor migranten als Lu-A-Si betekende dit een dubbele uitwissing: als koloniale onderdaan én als communist. Zijn naam verdween uit een geschiedschrijving die liever zweeg over klassenstrijd en internationale solidariteit.

Het probleem van bronnen

De levens van Surinaamse en Antilliaanse verzetsstrijders zijn vaak slechts fragmentarisch overgeleverd. Archieven werden niet aangelegd, persoonlijke papieren raakten verloren en officiële instellingen toonden nauwelijks belangstelling.

Waar witte verzetshelden biografieën, films en documentaires kregen, moesten figuren als Lu-A-Si het stellen met enkele losse notities en namen op lijsten. Dit “gebrek aan bronnen” is geen toevallige leegte, maar het product van systematische veronachtzaming en institutioneel racisme – een doelbewuste weigering om hun verhalen vast te leggen, te eren en door te geven.

Institutioneel racisme in herinneringscultuur

De nationale canon van de oorlog bleef decennialang smal en exclusief. Surinaamse en Antilliaanse verzetsstrijders kwamen nauwelijks terug in herdenkingen, musea of schoolboeken. Niet omdat hun daden onbelangrijk waren, maar omdat zij niet pasten in het gewenste beeld van de Nederlandse natie.

Racisme in herinneringspolitiek toont zich zelden in openlijke ontkenning, maar in systematische weglating. Daardoor bleven namen als Anton de Kom en Lu-A-Si lange tijd uit beeld – en zelfs hun herontdekking gebeurde vaak schoorvoetend.

Gevolgen van dit vergeten

De gevolgen van dit structurele vergeten zijn op meerdere fronten zichtbaar. In Paramaribo staat de naam van Lu-A-Si op een monument, maar in Amsterdam ontbreekt elk gedenkteken dat hem eert. In het onderwijs duiken verzetsstrijders uit de koloniën zelden op; hun namen en daden worden nauwelijks aan nieuwe generaties doorgegeven. Ook de publieke erkenning bleef lang uit: Anton de Kom kreeg pas in 1981 een standbeeld en pas in 2020 een plek in de Canon van Nederland, terwijl Lu-A-Si nog altijd wacht op brede erkenning.

Hedendaagse correcties

De afgelopen twintig jaar is er langzaam verandering. Grassroots-initiatieven als The Black Archives en NiNsee brengen vergeten figuren naar voren. Ook instellingen zoals het Verzetsmuseum en de Canon van Nederland nemen voorzichtig meer koloniale perspectieven op. Activisten en historici pleiten voor een dekoloniale herinneringspolitiek, waarin verhalen als dat van Lu-A-Si niet langer een voetnoot zijn, maar een essentieel deel van het nationale verhaal.

Erkenning als dekolonisatie

Het vergeten van Charles D. Lu-A-Si toont hoe koloniale en politieke machtsstructuren diep doorwerken in de manier waarop Nederland zijn verleden vertelt. Zijn strijd – als Surinaamse arbeider, communist en verzetsman – verbindt drie werelden: de koloniale diaspora, de arbeidersbeweging en het verzet tegen fascisme.

Hem zichtbaar maken is geen kwestie van “extra erkenning”, maar van een fundamentele herziening van ons nationale narratief. Het Nederlandse verzet was nooit uitsluitend wit of nationaal. Het was ook Surinaams, Antilliaans, Joods, Indonesisch, communistisch, internationaal.

Zolang figuren als Lu-A-Si worden vergeten, blijft het collectieve verhaal vervalst. Zijn herinnering herstellen betekent de geschiedschrijving dekoloniseren – en erkennen dat de strijd tegen fascisme altijd óók een strijd tegen kolonialisme, racisme en uitbuiting was.

Help ons groeien - deel dit bericht

Aanbevolen voor jou