Misschien is teleurstelling in PvdA-GroenLinks geen verrassing voor wie hoopte op een radicaal breekpunt met rechts beleid. Maar zelfs door de cynische bril van de hedendaagse politiek blijft het verbijsterend hoe snel en gewillig de partij zichzelf overlevert aan het beleid van VVD en Wilders.
Na een campagne vol beloftes over “progressieve verandering” en “sociale rechtvaardigheid”, is de praktijk een stuk troostelozer. De partij loopt keurig in de pas met het kabinet over bezuinigingen, een keihard asielbeleid en een vergroting van het defensiebudget—zogenaamd nodig om “onze veiligheid” te waarborgen, maar in werkelijkheid vooral om Nederland in de pas te laten lopen met de Amerikaanse en VVD-Rutte-NAVO-lijn.
De bezuinigingen treffen de zwaksten, terwijl grote bedrijven ongemoeid blijven. Openbare voorzieningen blijven lijden onder het decennialange marktdenken, met als meest recente voorbeelden de tekorten in de zorg en het onderwijs. Toch pleit PvdA-GroenLinks niet voor herinvestering, maar voor “hervormingen”—het eufemisme dat links altijd gebruikt als het eigenlijk buigt voor het neoliberalisme.
Ondertussen doet Nederland vrolijk mee aan het Europese hardere migratiebeleid. PvdA-GroenLinks protesteert voor de vorm tegen Wilders’ harde PVV-asielretoriek, maar in de praktijk stemt de partij in met strengere opvangregels, pushbacks en een bureaucratisch doolhof waar vluchtelingen steeds minder rechten hebben. Net als in Groot-Brittannië rijst de vraag: hoe kunnen mensen asiel aanvragen als er geen veilige routes zijn? Juist.
Ook op het vlak van repressie blijft de partij stil. Klimaatactivisten en Gaza-demonstranten worden steeds harder aangepakt, en het kabinet kijkt naar nieuwe wetten om protest nog verder in te perken. Links zou hier fel tegenin moeten gaan, maar PvdA-GroenLinks houdt zich vooral bezig met ‘het gesprek aangaan’ en ‘verantwoordelijkheid nemen’—politieke terminologie voor capitulatie.
Het meest schrijnende is misschien nog wel de poging van PvdA-GL om extreemrechts kiezers af te snoepen door naar rechts te bewegen. Wie nu hoopt dat deze strategie Wilders en zijn bondgenoten zal afremmen, begrijpt weinig van hoe politiek werkt. Dit soort halfbakken aanpassingen bevestigen juist de radicale uitgangspunten van extreemrechts. Door steeds verder mee te buigen, verlegt PvdA-GL de norm. Wilders hoeft niets te doen; hij hoeft alleen te wachten tot de gevestigde politiek zijn agenda mainstream maakt.
Dat dit de politieke realiteit voor de komende jaren wordt, lijkt inmiddels onvermijdelijk. Terwijl links ooit dacht dat een PvdA-GL-alliantie een progressieve doorbraak kon forceren, blijkt het vooral een excuus om het oude neoliberale beleid met een sociaal sausje voort te zetten.
Intussen hoor je op links alweer stemmen over een nieuwe partij oprichten, of de GroenLinks-tak van de fusie ‘terugveroveren’. Beiden zijn zinloos.
Het probleem is niet het gebrek aan een linkse partij, maar het gebrek aan een linkse beweging. De PvdA kon dit doen omdat er geen druk is van onderop. Nederland heeft sinds de jaren ‘80 geen sterke sociale bewegingen meer gekend, en de vakbonden zijn uitgehold tot brave onderhandelaars zonder tanden. De electorale successen van radicaal rechts zijn niet ontstaan in een vacuüm: ze komen voort uit een samenleving die steeds individualistischer, onzekerder en wantrouwender is geworden.
De relatie tussen vakbonden en politieke partijen in Nederland heeft een lange geschiedenis van samenwerking en conflict. In de naoorlogse periode werkten vakbonden nauw samen met partijen als de PvdA om de welvaartsstaat op te bouwen. Echter, deze samenwerking heeft ook geleid tot situaties waarin vakbondsleiders zich te veel lieten leiden door politieke en economische elites, ten koste van de belangen van de arbeiders.
Een treffend voorbeeld hiervan is het Akkoord van Wassenaar in 1982, gesloten tussen werkgeversvoorzitter Chris van Veen en vakbondsleider Wim Kok. Dit akkoord, dat onverwacht tot stand kwam, legde de basis voor loonmatiging en flexibilisering van de arbeidsmarkt. Hoewel het werd gepresenteerd als een noodzakelijke stap voor economisch herstel, wordt het door critici gezien als een moment waarop vakbondsleiders de belangen van werknemers ondergeschikt maakten aan die van werkgevers en de overheid.
In de jaren negentig verslechterde de relatie tussen de PvdA en de vakbonden verder, met name tijdens de WAO-crisis. De PvdA steunde toen, tegen de wil van de vakbonden in, een inperking van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering. Dit leidde tot spanningen en een gevoel van verraad onder vakbondsleden, die hun leiders beschuldigden van te nauwe banden met de politieke elite en het verwaarlozen van de belangen van de arbeiders.
Als we daar iets tegenover willen zetten, dan begint dat niet in de Tweede Kamer. Het begint op straat, in de buurten, op de werkvloer. Links moet bouwen aan structuren van solidariteit—echte, tastbare structuren die mensen laten zien dat collectieve kracht mogelijk is.
De komende jaren zijn cruciaal. Klimaatverandering, sociale ongelijkheid en geopolitieke instabiliteit zullen toenemen. Wie denkt dat de oplossing komt van een paar extra PvdA’ers in het kabinet, heeft niets geleerd van de afgelopen decennia.
We kunnen de nederlaag erkennen. Maar dan moeten we er iets beters voor in de plaats zetten.