Liefde als verzet – Hij had nooit gedacht dat hij ooit zou deelnemen aan de Pride Week in Amsterdam. Geen danser op een boot, geen flamboyant uithangbord. Liever werkte hij op de achtergrond – waar muziek spreekt zonder te schreeuwen. Maar juist daarom komt hij nu wél. Omdat liefde voor jezelf – en voor anderen – geen volume nodig heeft om politiek te zijn. Het bestaan zelf ís al verzet.
Twijfel was er. Niet uit schaamte, maar uit bewustzijn: zichtbaar zijn maakt je kwetsbaar. En in een tijd waarin discussies over genderidentiteit worden gevoerd als culture wars, voelt zichtbaar zijn als een daad van verzet. “Als ik het niet doe, wie dan wel?”, zegt hij. “Zolang Pride alleen wordt gezien als een feest van glitter en decibellen, missen we de kans om ruimte te maken voor de zachte stemmen – de mensen voor wie ‘trots’ nog geen vanzelfsprekendheid is.”
Hij groeide op in Limburg, in een omgeving waar queer zijn amper bestond in het publieke gesprek. In muziek vond hij een taal die hem overeind hield – met één ankerpunt: zijn stem. “Dat was het enige wat ik mooi vond aan mezelf. En nu stond dat op het spel.”
Voor trans mannen die zingen, bestonden nauwelijks voorbeelden. Zeker niet in de professionele muziekwereld. En juist daarin zat de angst: zou hij zijn stem — zijn enige houvast — verliezen? De hormonen zouden hem onherroepelijk veranderen. Toch ging hij ervoor. Niet uit roekeloosheid, maar omdat doorgaan zonder trouw te blijven aan zichzelf onleefbaar was.
Vandaag staat hij opnieuw op het podium – zijn lichaam veranderd, zijn stem hervonden. Zijn muziek vertelt geen abstract verhaal, maar draagt de sporen van strijd, verlies en herovering. Het is meer dan kunst; het is getuigenis. En die getuigenis reikt verder dan zijn eigen verhaal. Hij begeleidt anderen, jongeren en volwassenen, in hun zoektocht naar stem en ruimte. Niet iedereen komt voor notenleer. Soms komen mensen gewoon om even te bestaan in veiligheid.

En ja, ook nu is er ongemak. Mensen die na afloop zeggen dat zijn oude stem mooier was, of dat hij er toen ‘beter’ uitzag. “Ze bedoelen het vaak niet kwaad. Maar ze beseffen niet hoeveel strijd er zit in het terugwinnen van je stem. Hoe rauw en broos het voelt om opnieuw te moeten beginnen.”
Toch overheerst iets anders: vastberadenheid. Hij is geen uitzondering meer. Hij is onderdeel van een groeiende gemeenschap die weigert zich te verstoppen. Die zichtbaar is – niet voor het applaus, maar omdat onzichtbaarheid geen bescherming meer biedt.
Thuis bewaart hij een rozenkrans van zijn grootmoeder. Zij kende hem alleen van voor de transitie. Maar hij twijfelt er niet aan dat ze hem vandaag nog steeds had omarmd. “Toen ik uit de kast kwam, zei ze meteen: ‘Als de kerk jou niet accepteert, hoef ik haar ook niet.’ Dát is liefde.”
En die liefde draagt hij mee naar Amsterdam. Niet als icoon, niet als boegbeeld, maar als mens. Als muzikant. Als iemand die weet: zichtbaarheid is geen pose, het is een risico – maar soms het enige wat je kunt doen om ruimte te maken voor wie nog niet durft.