Een jonge Aziatische man zit alleen aan een tafel in een leeg fastfoodrestaurant met rode en zwarte stoelen; het beeld straalt eenzaamheid en stilte uit.
Een visuele metafoor voor de thema’s van klasse, isolatie en zorg in Ocean Vuongs roman The Emperor of Gladness.

Ocean Vuong en de esthetiek van de stilstand

5 minutes, 54 seconds Read

Tegen de mythe van vooruitgang – Ocean Vuong belichaamt een paradox die ons tijdperk kenmerkt: hij is een gevierde dichter, gelauwerd met een MacArthur Genius Grant, een professor aan NYU — maar in zijn schrijven verzet hij zich radicaal tegen het narratief waarin hij zogenaamd is geslaagd.

In een recent, diepgaand interview met The New York Times spreekt Vuong met een zeldzame combinatie van tederheid en intellectuele scherpte over klassenmobiliteit, geweld, werk, verlies en de illusie van zelfbeschikking. Zijn nieuwe roman, The Emperor of Gladness, keert zich expliciet af van de ‘verbeteringsboog’ waar de Amerikaanse literatuur zo dol op is: het verhaal waarin alles uiteindelijk goedkomt, waarin armoede slechts een opstap is naar materieel succes, waarin trauma wordt opgelost met doorzettingsvermogen.

“Ik wilde een boek schrijven zonder verbetering.”— Ocean Vuong

Deze simpele zin is revolutionair in een cultuur die constant ‘groei’, ‘ontwikkeling’ en ‘verbetering’ eist — ook van literatuur. Vuong schrijft over mensen die blijven waar ze zijn, economisch, geografisch, existentieel. Zijn helden ontsnappen niet aan de werkvloer van Panera Bread of Boston Market. Ze leven in HUD-woningen, werken op tabaksplantages, slapen in Penn Station. En toch zijn ze volledig menselijk. Vuong biedt hun geen verlossing — hij biedt hen aanwezigheid.

“Amerikaans leven is vaak statisch,” zegt Vuong. “Maar dat betekent niet dat het waardeloos is.”

Wat Vuong blootlegt, is het geweld van een systeem dat van mensen eist dat ze hun lijden ‘zinvol’ maken, dat ze hun trauma’s moeten omzetten in kapitaal: een carrière, een boek, een TED-talk. In plaats daarvan pleit hij voor iets veel radicalers: goedheid zonder beloning, tederheid zonder toekomstperspectief, zorg als vorm van verzet.

“Ik heb veel nagedacht over vriendelijkheid zonder hoop,” zegt hij. “Waarom helpen mensen elkaar als het niets verandert?”

Zijn herinneringen aan de fastfoodkeuken — waar voedsel uit plastic zakken wordt opgewarmd en gepresenteerd als ‘thuisgemaakt’ — zijn niet slechts anekdotes over arbeid, maar microcosmen van het systeem. Alles draait om schijn, om efficiëntie, om het verbergen van de menselijke arbeid achter het product. En toch ontstaan er, ondanks dat alles, vormen van verbondenheid, zelfs liefde.

Het interview brengt ook Vuongs existentiële breekpunt naar voren: zijn bekentenis dat hij op zijn vijftiende overwoog iemand te doden nadat zijn fiets — zijn enige transportmiddel naar werk — was gestolen. Het is een moment van rauwe eerlijkheid dat haaks staat op het gelikte succesverhaal dat van hem wordt gemaakt. Hij werd niet gered door zijn eigen wilskracht, maar door de morele helderheid van een vriend. Dat is Vuongs alternatief voor het neoliberale zelfredzaamheidsideaal: het besef dat onze redding altijd collectief is.

Een ander centraal thema in Vuongs werk — en in dit interview — is de eenzaamheid van klassenovergang. Hij is opgeklommen uit de arbeidersklasse, maar niet zonder verlies: “Ik kom thuis, en niemand geeft iets om mijn boeken.” Klassensprongen worden zelden begrepen als rouwprocessen, maar Vuong dwingt ons om dat te erkennen. Je laat niet alleen een sociale positie achter, maar ook een taal, een nabijheid, een gemeenschapszin die in de hogere klassen vaak ontbreekt.

Vuongs verlangen is niet om boven zijn afkomst uit te stijgen, maar om te blijven schrijven “naast” zijn mensen — niet ‘over’ hen. Dat is, zoals zijn favoriete denker Trinh T. Minh-ha zegt, de ware ethiek van het schrijven. En dat is ook waar socialistische literatuur zich moet situeren: niet als vertolker van ‘de stemlozen’, maar als medestander, als deelnemer, als getuige.

Ocean Vuong is geen exponent van de Amerikaanse droom. Hij is haar levende kritiek.

In het interview vertelt Vuong dat hij als tienjarige de zorg op zich nam voor zijn babybroertje, terwijl hun ouders werkten in fabrieken en nagelsalons. Hij voedde hem, hield hem vast, bracht hem groot. “Ik weet precies wat hij heeft meegekregen,” zegt Vuong, “en dat was geen aangeleerde goedheid.” En toch is zijn broer iemand geworden die intuïtief handelt met compassie, iemand bij wie goedheid vanzelfsprekend lijkt — terwijl Vuong zelf, naar eigen zeggen, die goedheid heeft moeten zoeken, overdenken, en zich eigen maken. Het is een onthutsende gedachte: dat morele kwaliteit niet altijd voortkomt uit opvoeding, trauma of context, maar misschien, ongrijpbaar, uit een innerlijk reservoir. Vuong zegt: “Ik wilde begrijpen wat goedheid is, omdat ik het zelf niet bezat.” In een cultuur die alles wil reduceren tot oorzaak en gevolg, tot nurture of nature, herinnert deze anekdote ons eraan dat de mens meer is dan een optelsom van omstandigheden. Soms komt het licht niet van buiten, maar van binnen. En dat maakt zijn broertje misschien wel de radicaalste figuur in Vuongs wereld: een goed mens, zonder reden.

Boekrecensie: The Emperor of Gladness

Ocean Vuong’s nieuwe roman, The Emperor of Gladness (verschijnt op 13 mei 2025), leest als een vervolg op zijn persoonlijke en literaire queeste naar een ethiek van zorg, verlies en solidariteit. Waar zijn debuut On Earth We’re Briefly Gorgeous nog werd gepresenteerd als een ‘brief aan een analfabete moeder’, is deze roman eerder een brief aan een samenleving die zijn eigen mensen niet meer ziet.

Het verhaal speelt zich af in East Gladness, een fictief stadje in Connecticut dat als een soort postkapitalistisch niemandsland fungeert. De jonge Vietnamees-Amerikaanse Hai werkt in een fastfoodketen, woont in sociale huisvesting, en wordt op een cruciaal moment in zijn leven de verzorger van een 82-jarige vrouw met dementie: Grazina. Wat begint als een praktische regeling, groeit uit tot een intiem, chaotisch, liefdevol pact tussen twee uitgeslotenen die geen plek meer vinden in de officiële ordening van dingen.

Vuong weigert opnieuw het arcadische ‘rags to riches’-verhaal te vertellen. Niemand vindt zichzelf opnieuw uit. Niemand ontsnapt aan zijn klassepositie. Maar The Emperor of Gladness is desondanks geen cynisch boek — het is doordrenkt van een tederheid die zijn kracht juist ontleent aan uitzichtloosheid. Vuong noemt dit zelf “kindness without hope”: zorg bieden, weten dat het niets oplost. En precies daarin ligt volgens hem — en volgens een socialistische lezing — de werkelijke ethiek van solidariteit: handelen zonder beloning, helpen zonder reden.

Thematisch is het boek ambitieus. Vuong verbindt zorgarbeid, economische stagnatie, de vernietiging van migrantenlevens door bureaucratie, en zelfs de verwaarlozing van ouderen op schrijnend tastbare wijze. De relatie tussen Hai en Grazina wordt nergens sentimenteel; Vuong schrijft over lichamelijke aftakeling, verwarring, woede en gedeeld verdriet, met een bijna klinische precisie, zonder ooit afstandelijk te worden.

De kritiek is tot nu toe unaniem lovend. Kirkus Reviews noemt het “een unieke benadering van hoe geweld en liefde samen door generaties stromen”. Publishers Weekly prijst Vuongs zintuiglijke stijl, zijn scherpe dialogen en zijn vermogen om het alledaagse een bijna sacrale diepte te geven. En terecht. Want The Emperor of Gladness is meer dan een roman: het is een manifest voor een andere manier van mens-zijn, een die niet stoelt op productiviteit of verbetering, maar op nabijheid, herinnering en aandacht.

In de literatuur van Vuong is niets instrumenteel — alles is relationeel. Hij schrijft niet ‘over’ marginale mensen. Hij schrijft naast hen. En precies dat maakt hem tot een van de meest urgente stemmen van deze tijd. Niet omdat hij hoop biedt, maar omdat hij weigert te doen alsof die vanzelf spreekt.

Lees het interview op de site van The New Tork Times:
www.nytimes.com

Aanbevolen voor jou