Wat gebeurt er met een samenleving wanneer vakbonden worden gebroken, lonen jarenlang rond het minimum blijven steken en mensen zich onbeschermd voelen? Dan ontstaat er ruimte voor een andere macht: maffia’s, bendes, “zakenlui” met pistolen in hun jaszak en politici in hun telefoon. In Turkije zien we dit proces sinds de jaren tachtig versnellen. Maar het is geen typisch “Turks probleem” — het is een symptoom van een kapitalistisch systeem. Ook in Nederland vindt de georganiseerde misdaad voeding in dezelfde omstandigheden: flexibilisering, schulden, wooncrisis en een staat die steeds minder beschermt en steeds meer uitbesteedt.
Deze post destilleert de kern van een Turkse analyse door Emre Kabartaş, een schrijver en onderzoeker die kritisch kijkt naar de verwevenheid van staat, kapitaal en georganiseerde misdaad, over de opkomst van maffia-sympathie, plaatst die in historisch en sociaal perspectief, en trekt lijnen naar Amsterdam. Doel: niet berusten in fatalisme, maar schetsen hoe weerbare, solidaire gemeenschappen eruit kunnen zien.
Van neoliberalisme naar mafyaokrasi
In Turkije werd de maffia vanaf de jaren tachtig steeds machtiger. Neoliberale hervormingen, het ontmantelen van vakbonden en repressie tegen linkse bewegingen lieten een vacuüm achter. In dat vacuüm ontstond een informele wereld van handel en veiligheid: een netwerk waarin geheime staatsdiensten, paramilitaire groepen, drugsroutes en particuliere knokploegen elkaar vonden.
In de praktijk zien we drie terugkerende patronen. Allereerst verliezen vakbonden, linkse partijen en buurtorganisaties hun kracht, waardoor bescherming vooral overblijft voor wie geweld kan organiseren. Daarnaast nemen bendes steeds vaker de rol van “dienstverleners” op zich: zij beheren schulden, bemiddelen in conflicten en scheppen een vorm van werkgelegenheid in arme wijken — al komt dat met een hoge maatschappelijke prijs. Tot slot zorgt de cultuurindustrie voor normalisering: in series, nieuws en sociale media verschijnt de “baas” als antiheld, waardoor sympathie en fatalisme verder groeien.
Turkse sprekers verwijzen naar “Dzo-bendes” (straatbendes die doen denken aan Latijns-Amerikaanse formaties): lokaal geworteld, maar ingebed in grotere netwerken. Daarboven bevindt zich een stabielere klasse van “baronnen” die de touwtjes in handen heeft. Politici die zich “antimisdaad” noemen, blijken vaak juist deel van dit web via amnesties, bescherming of gedeelde belangen.
Het gaat dus niet om “de staat versus de maffia”, maar om een vervlechting van staat, kapitaal en criminele netwerken. Dat is het logische gevolg wanneer publieke instituties hun sociale functie verliezen en veiligheid wordt geprivatiseerd.
Waarom mensen tóch sympathiseren
Niemand wordt geboren als maffiafan; sympathie komt voort uit machteloosheid. Wanneer loonafhankelijken geen collectieve macht meer hebben, lijkt de “sterke man” de enige die problemen kan oplossen. Waar de overheid traag, duur of afwezig is, levert de maffia snelle oplossingen: schuldaflossing, bemiddeling of een vorm van veiligheid — al ligt de maatschappelijke rekening altijd hoog. Tegelijk ontstaat er een schijn van nabijheid: de baas komt naar de wijk, spreekt de taal, deelt geld uit. Het is een substituut voor een afgebroken sociale zekerheid.
Dit recept is universeel. Ook in Nederland groeit misschien geen openlijke maffiapolitiek, maar de grijze zones tieren welig: drugseconomie, witwassen, bedreiging van journalisten en advocaten, uitbuiting van arbeidsmigranten. Waar huurders, flexwerkers en jongeren vastlopen, schiet de informele economie wortel. We hoeven dus niet neer te kijken op Turkije; we moeten in de spiegel kijken. Ook Amsterdam laat zien hoe informele macht wortel schiet waar instituties tekortschieten. In de rosse buurt bijvoorbeeld zijn veiligheid en orde vaak een mix van politie, buurtorganisaties en commerciële partijen geweest, een privaat stelsel naast het publieke. De opkomst van particuliere beveiliging in de stad past in datzelfde patroon: waar de staat zich terugtrekt, nemen private spelers het over. Daarnaast zijn er de zichtbare netwerken van de zogenoemde mocromaffia, maar ook oudere structuren zoals de penose en motorclubs die zich nestelden in havens, cafés en nachtleven. Zo wordt duidelijk dat ook Amsterdam kampt met verweving van formele en informele macht — een voedingsbodem waarin sympathie en afhankelijkheid kunnen groeien.
Wat dit vraagt van links in Nederland (zonder het Turkse perspectief te verliezen)
De Turkse ervaring laat zien dat harder straffen geen oplossing is — die aanpak bestaat al. Nodig is het opbouwen van macht aan de onderkant, want veiligheid is een publiek goed en een collectieve praktijk. Dat kan langs vijf sporen lopen.
Het eerste spoor is de heropbouw van klassenmacht. Vakbonden moeten vernieuwen en zich richten op flexwerkers, platformwerkers, arbeidsmigranten en zzp’ers. Huurbescherming en wooncoöperaties zijn nodig, met huurdersorganisaties die niet bang zijn om te staken tegen huisjesmelkers. Ook op het vlak van schulden kunnen coöperaties uitkomst bieden: lokale fondsen die rentevalkuilen voorkomen en publieke bemiddeling normaliseren.
Het tweede spoor draait om gemeenschapsveiligheid, maar zonder te vervallen in vigilantisme. Wijkteams kunnen veiligheid organiseren zonder geweld, gekoppeld aan rechtshulp en meldpunten. Voor jongeren uit de drugseconomie zijn er exit-routes nodig in de vorm van opleidings- en werkgaranties. Sleutelfiguren zoals journalisten, vakbondskaders en wijkorganisers verdienen laagdrempelige bescherming via snelle veiligheidsprotocollen.
Het derde spoor richt zich op politieke hygiëne. Informele geldstromen moeten worden doorgesneden met transparantie, strengere regels voor lobby en echte openbaarheid van giften en bijbanen. Publieke diensten horenweer in publieke handen; hoe minder er wordt uitbesteed, hoe kleiner de grijze zones waarin vriendjespolitiek en maffiapraktijken floreren.
Het vierde spoor draait om economische autonomie van onderop. Turkse initiatieven met voedsel- en energiecoöperaties laten zien hoe gemeenschappen hun afhankelijkheid kunnen doorbreken. Ook in Nederland kan stads- en regiolandbouw met afzet naar scholen en buurtmarkten een alternatief bieden. Energiecoöps kunnen rekeningen verlagen en winst terugsluizen naar de wijk. Werkplaatsen en co-makerspaces in kwetsbare wijken kunnen collectieve machines, kinderopvang en basisfinanciering combineren.
Tot slot vraagt het vijfde spoor om een cultuurstrijd tegen de glamour van de baas. Mediawijsheid, counter-stories en alternatieve rolmodellen zijn nodig om jongeren te laten zien dat snelle rijkdom draait op uitbuiting, schuld en geweld. Heldendom ligt net zo goed bij vakbondsleiders, leerkrachten, wijkkoks en zorgwerkers.
Er is geen redder van buiten — wij redden onszelf
De Turkse boodschap is rauw maar duidelijk: geen “baba” gaat ons redden. Niet de oligarch, niet de partijbaron en ook niet de televisiester. Bevrijding is saai werk: organiseren, contributies innen, geschillen oplossen, coöperaties runnen, kinderen veilig naar school brengen. Dat klinkt minder spectaculair dan een zwarte SUV, maar het is wél hoe we winnen.
Waar de staat faalt of zich terugtrekt, bouwen wij publieke tegen-instituties. Waar kapitaal mensen tot wegwerpwaar maakt, bouwen wij coöperatieve zekerheid. Waar angst regeert, cultiveren wij vertrouwen — niet naïef, maar vastberaden.
Geen fatalisme. Geen romantiek. Wel organisatie. Zo breken we de glamour van de maffia — in Istanbul én in Amsterdam.