De Werkelijke Geschiedenis van het Israëlische Leger – “De Israëlische Defensiemacht (IDF) is het meest morele leger ter wereld.” Die slogan wordt met vaste regelmaat herhaald — door Israëlische regeringswoordvoerders, westerse politici en invloedrijke lobbygroepen. Als een soort moreel schild moet deze uitspraak dienen, een mantra die kritiek afweert voordat die goed en wel is uitgesproken.
Maar slogans zijn geen feiten. Ze zijn façades, zorgvuldig geconstrueerde illusies. Achter de bewering van morele superioriteit gaat een geschiedenis schuil die gekenmerkt wordt door koloniale verovering, systematisch geweld en het uitwissen van een volk. In deze blog werpen we een kritische blik op dat verleden en stellen we een dringende vraag: hoe lang blijft Nederland nog deelgenoot aan deze façade?
Van Milities tot Militair Apparaat
De IDF werd formeel opgericht in 1948, tegelijk met de stichting van de staat Israël. Toch wortelt haar bestaan in drie zionistische milities die eerder in het Mandaatgebied Palestina opereerden: de Haganah, de Irgun en de Lehi. Elk van deze groepen speelde een sleutelrol in het opbouwen van wat later het Israëlische leger zou worden, al verschilden hun tactieken en ideologieën aanzienlijk.
De Haganah, opgericht in 1920, begon als een verdedigingsorganisatie voor Joodse gemeenschappen. Ze werkte aanvankelijk samen met de Britse autoriteiten, maar keerde zich tegen hen toen deze Joodse immigratie beperkten. In het geheim organiseerde de Haganah illegale immigratie en trainde elite-eenheden zoals de Palmach. De leiding van de Haganah lag grotendeels in handen van David Ben-Gurion1, die later Israëls eerste premier zou worden. Hij zou cruciale beslissingen nemen tijdens de Nakba2 van 1948, waaronder het sanctioneren van operaties die resulteerden in de verdrijving van honderdduizenden Palestijnen.
De Irgun (ook bekend als Etzel), een afsplitsing van de Haganah, koos een veel agressievere koers. Onder leiding van Menachem Begin3 voerde zij aanvallen uit op zowel Britse als Arabische doelen. De bomaanslag op het King David Hotel in 1946, waarbij 91 doden vielen, is een van de bekendste — en beruchtste — voorbeelden. Waar de Haganah in zekere zin gematigd was, omarmde de Irgun openlijk geweld als politiek instrument.
De Lehi, of Stern Gang, sloeg een nog extremere richting in. Deze groep, opgericht in 1940 door Avraham Stern, pleegde gerichte moorden op hoge functionarissen, waaronder de Britse minister Lord Moyne en later VN-bemiddelaar Folke Bernadotte. Lehi was ideologisch fanatiek en radicaal nationalistisch. Niet toevallig zouden voormalige leden, zoals Yitzhak Shamir4, later opklimmen tot het hoogste politieke niveau in Israël.
Wat ooit als extremisme werd gezien, werd genormaliseerd. Deze groepen vormden samen het DNA van de latere IDF — een leger geboren uit gewelddadig verzet en politieke ideologie, en gevormd door figuren die later tot nationale helden werden verheven.
Een PR-machine in Legeruniform
Toch weet de IDF zichzelf aan de wereld te presenteren als een toonbeeld van ethiek en menselijkheid. Hoe is dat mogelijk, gezien haar oorsprong? Het antwoord ligt in beeldvorming. Met hashtags als #IDFWithPride en filmpjes waarin soldaten katten uit puin redden of regenboogvlaggen dragen tijdens Pride in Tel Aviv, wordt een progressief imago gecreëerd. Veganistische menu’s op militaire bases en TikTok-compilaties van ‘zachtaardige’ soldaten maken deel uit van een zorgvuldig geregisseerde campagne.
Tegelijkertijd sterven in Gaza duizenden burgers bij luchtaanvallen. Journalisten, artsen en hulpverleners worden geraakt tijdens hun werk. Collectieve straffen zijn standaardpraktijk. Het contrast tussen dit geweld en het zorgvuldig opgebouwde imago is niet alleen schrijnend, het is ronduit cynisch. De IDF wordt verkocht als een modern leger met een geweten, terwijl het in essentie fungeert als de militaire arm van een bezettingsregime.
De Rol van Nederland: Medeplichtigheid in Stilte
Nederland is in dit verhaal geen onschuldige toeschouwer. Via defensiebedrijven levert het onderdelen voor wapensystemen zoals de F-35, die in Israël worden ingezet. Israëlische wapenproducenten zijn welkom op Nederlandse beurzen, en wanneer mensenrechtenorganisaties ernstige misstanden aankaarten, blijft het vaak oorverdovend stil in Den Haag. De diplomatieke banden wegen zwaarder dan het morele geweten.
Israël wordt binnen de NAVO-sfeer beschouwd als strategisch partner. En binnen het publieke debat heerst de angst om van antisemitisme beschuldigd te worden zodra men harde kritiek levert. Daardoor blijft echte solidariteit met het Palestijnse volk beperkt tot de marge, terwijl politieke hypocrisie de boventoon voert.
Vergeten is geen Optie
De geschiedenis van de IDF is niet slechts een detail — ze vormt het fundament van de hedendaagse Israëlische staat. De verdrijving van honderdduizenden Palestijnen in 1948, de Nakba, leeft voort in sleutels van huizen die nooit meer betreden mochten worden. Die geschiedenis wordt zelden onderwezen, nauwelijks erkend, en zelden besproken in westerse contexten. Maar zolang we blijven zwijgen over het verleden, legitimeren we het geweld van vandaag.
De herinnering is geen zwakte, maar een vorm van verzet. Het wordt tijd dat ook Nederland de moed toont om die geschiedenis onder ogen te zien.
- David Ben-Gurion (1886–1973), de eerste premier van Israël, wordt vaak geprezen als ‘vader des vaderlands’, maar zijn rol in de etnische zuivering van Palestina wordt zelden in het Westen besproken. Tijdens de Nakba in 1948 gaf Ben-Gurion expliciet toestemming voor militaire operaties die resulteerden in de verdrijving van honderdduizenden Palestijnen uit hun dorpen en steden. Hij noemde deze vluchtelingen “tijdelijke obstakels voor een Joodse meerderheid” en benadrukte het belang van demografische controle. Onder zijn leiding ontstonden geheime verdragen, militaire censuur en het systematisch ontkennen van de Palestijnse aanwezigheid — allemaal fundamenten van het Israëlische staatsbeleid tot op de dag van vandaag. ↩︎
- Nakba is Arabisch voor “catastrofe” en verwijst naar de massale verdrijving van Palestijnen tijdens de oprichting van de staat Israël in 1948. Naar schatting 750.000 Palestijnen werden uit hun huizen verdreven of vluchtten tijdens militaire operaties van zionistische milities en de nieuw gevormde Israëlische krijgsmacht. Honderden dorpen werden systematisch verwoest of ontruimd om terugkeer onmogelijk te maken. Wat vaak wordt gepresenteerd als een toevallig gevolg van oorlog, was in werkelijkheid een doelbewuste etnische zuivering, zoals blijkt uit tal van historische documenten en verklaringen van toenmalige Israëlische leiders. De Nakba is geen afgesloten hoofdstuk: tot op vandaag leven miljoenen Palestijnen als vluchtelingen, en het recht op terugkeer blijft één van de kernpunten in het conflict.
Lees onze diepgravende analyse van de Nakba op vrheid.nl: www.vrheid.nl/blog/nakba ↩︎ - Menachem Begin (1913–1992) was leider van de zionistische militie Irgun vóór hij later premier van Israël werd. Begin stond aan het hoofd tijdens enkele van de meest beruchte gewelddaden van de zionistische strijd: de bomaanslag op het King David Hotel in 1946 (91 doden) en het bloedbad in het Palestijnse dorp Deir Yassin in 1948, waarbij minstens honderd ongewapende burgers omkwamen. Terwijl zijn aanhangers hem als een held van de ‘Joodse bevrijdingsstrijd’ beschouwden, werd hij internationaal vaak gezien als een terroristisch leider. Zijn premierschap (1977–1983) begon met de ondertekening van het Camp David-akkoord, maar eindigde in moreel failliet na de Israëlische invasie van Libanon in 1982 en het bloedbad van Sabra en Shatila, gepleegd door Israëlische bondgenoten onder zijn militaire toezicht. Begin trok zich hierna terug uit de politiek, maar zijn nalatenschap blijft diep verdeeld tussen heldendom en horror. ↩︎
- Yitzhak Shamir (1915–2012) was een voormalig leider van de Lehi (Stern Gang), een extreemrechtse zionistische terreurorganisatie die verantwoordelijk was voor de moorden op onder andere de Britse minister Lord Moyne en VN-bemiddelaar Folke Bernadotte. Shamir geloofde heilig in de noodzaak van gewapende strijd en verwierp diplomatie als zwakte. Tijdens zijn latere premierschap (1983–1984, 1986–1992) voerde hij een keiharde lijn tegen de Palestijnen, verzette zich tegen elke vorm van onderhandelingen met de PLO en verscherpte de Israëlische bezettingspolitiek. Zijn nalatenschap wordt getekend door ideologische starheid, een diep wantrouwen jegens Arabische burgers, en een erfenis van geweld als beleidsinstrument. ↩︎