Een diverse groep jonge mensen met verschillende migratieachtergronden kijkt vastberaden naar de camera in een stedelijke omgeving.

Wanneer het volk niets meer te eten heeft, zal het de rijken opeten

De uitspraak die vaak, ten onrechte, aan Jean-Jacques Rousseau wordt toegeschreven, weerspiegelt een diepe kritiek op sociale ongelijkheid. Hoewel Rousseau deze woorden nooit letterlijk heeft geschreven, vangen ze de essentie van zijn waarschuwingen over de gevaren van extreme ongelijkheid in de samenleving. Maar wat gebeurt er als we deze groeiende kloof blijven negeren?

De uitspraak roept beelden op van een samenleving op het breekpunt, waar de kloof tussen rijk en arm zo groot is geworden dat de armen, gedreven door wanhoop, in opstand komen tegen de elite. Zoals een vulkaan onvermijdelijk uitbarst, zo zal ook een maatschappij reageren op extreme ongelijkheid. Dit idee past binnen de bredere filosofische traditie van de Verlichting, een beweging die niet alleen de fundamenten van het verleden heeft geschud, maar ook onze huidige tijd doordringt.

De Verlichting was een intellectuele en filosofische beweging in de 17e en 18e eeuw die de nadruk legde op rede, wetenschap en individuele vrijheid. Denkers zoals Rousseau, Voltaire en Montesquieu waren kritische stemmen die de fundamenten van macht, religie en maatschappij in twijfel trokken. Ze pleitten voor een rechtvaardige samenleving waarin vrijheid en gelijkheid centraal stonden. Rousseau, bijvoorbeeld, betoogde in werken zoals Het maatschappelijk verdrag dat politieke en sociale structuren moesten dienen om het algemeen belang te bevorderen, niet om een kleine elite te verrijken.

Rousseau geloofde dat de samenleving fundamenteel onrechtvaardig was geworden door de opkomst van privébezit en ongelijkheid, en dat dit onvermijdelijk zou leiden tot sociale spanningen. Zoals de Franse Revolutie en later de Russische Revolutie van 1917 lieten zien, is extreme ongelijkheid een voedingsbodem voor opstand. De gedachte dat het volk de rijken zou ‘opeten’ als ze niets meer te verliezen hebben, sluit naadloos aan bij Rousseau’s visie dat extreme ongelijkheid en onrecht uiteindelijk zullen leiden tot revolutie.

Niet alleen in Europa, maar wereldwijd zien we dat toenemende ongelijkheid leidt tot maatschappelijke instabiliteit. De Verlichting bracht een breuk teweeg met het traditionele denken en legde de basis voor moderne ideeën over democratie, mensenrechten en sociale rechtvaardigheid. Het vermogen tot kritisch denken dat de Verlichting benadrukte, is vandaag de dag wellicht relevanter dan ooit.

In een tijd waarin de kloof tussen arm en rijk opnieuw groeit, blijft de waarschuwing uit deze uitspraak bijzonder relevant. De recente wereldwijde protesten tegen economische ongelijkheid onderstrepen de urgentie van deze kwestie. We worden eraan herinnerd dat een stabiele en vreedzame samenleving onmogelijk is zonder dat de fundamentele behoeften van alle mensen worden vervuld. Volgens een Oxfam-rapport bezit de rijkste 1% meer dan de rest van de wereldbevolking samen. Dit is niet alleen een statistiek; het is een aanklacht tegen het huidige economische systeem.

De geschiedenis leert ons dat ongelijkheid niet zonder gevolgen blijft. Net zoals de Franse Revolutie de catastrofale gevolgen van ongelijkheid toonde, dreigen we opnieuw af te stevenen op een wereld van onrust en onrechtvaardigheid als we deze problemen blijven negeren. We moeten leren van deze lessen en nu handelen om een meer rechtvaardige samenleving te creëren. Het is aan ons om een radicale herverdeling van rijkdom en middelen te eisen, om zo te voorkomen dat de sociale vulkaan wederom uitbarst.