Bob Vylan poseert voor een rode bakstenen muur, kort na hun controversiële optreden op Glastonbury 2025.
Bob Vylan veroorzaakte opschudding op Glastonbury met felle politieke uitspraken over Gaza en Israël.

Bob Vylan, Glastonbury en Gaza: Waarom een leus meer woede oproept dan een oorlog

2 minutes, 35 seconds Read

Glastonbury: het summum van Britse festivalcultuur, waar muziek, politiek en vrijheid van expressie al decennia samenkomen in de modder. Maar dit jaar liep iets anders. Terwijl het publiek juichte voor acts als SZA en Dua Lipa, ontlaadde zich op het West Holts-podium een moment dat het hele festival overschaduwde. Punk‑rapduo Bob Vylan riep luid: “Death, death to the IDF”. De BBC zond het live uit, de festivalorganisatie reageerde geschokt, en de Britse politiek sprak van “onvergeeflijke haat”.

Binnen een dag was de toon gezet: de artiest werd een nationaal schandaal, de uitspraken onderwerp van een politieonderzoek. En toch — of juist daarom — is het relevant om stil te staan bij de vraag: waarom leidt een slogan vanaf een festivalpodium tot meer verontwaardiging dan het systematisch bombarderen van ziekenhuizen?

Terwijl Glastonbury voortkabbelde, brandden tentenkampen in Gaza af. Kinderen stierven. Humanitaire hulpkonvooien werden beschoten. Artsen schreeuwden om brandstof, om morfine, om aandacht. Maar in het Verenigd Koninkrijk sprak men liever over ‘de toon’ van Bob Vylan, dan over het geweld dat hij aan de kaak stelde. Die verschuiving zegt veel – niet over hem, maar over het morele filter waarmee het Westen naar geweld kijkt.

Vrijheid sneuvelt niet in één klap, maar stap voor stap

Kneecap, het Ierse raptrio dat na Bob Vylan optrad, leidde het publiek in een luid “Fuck Keir Starmer”. Palestijnse vlaggen wapperden. De BBC besloot hun optreden niet live uit te zenden. Je zou bijna denken dat het festival plaatsvond in een dystopische versie van Orwell’s Airstrip One, waar politieke leuzen vooral verboden zijn als ze de verkeerde macht bekritiseren.

Want dat is het pijnlijke: vrijheid van meningsuiting blijkt geen universeel recht, maar een rekbaar privilege. Toen punkbands in de jaren ’70 de monarchie bespotten, was dat edgy kunst. Nu jonge artiesten zich solidair tonen met Palestijnen, worden ze beschuldigd van extremisme. De maat is duidelijk: wie kritiek levert op bondgenoten, wordt kaltgestellt.

Geen meesters - geen slaven

En dan die selectieve verontwaardiging. Want hoe definieert men “haat”? Wanneer een staat maandenlang een belegerde bevolking bombardeert met hypermoderne wapens – is dat dan geen georganiseerde wreedheid? Volgens het internationaal recht heeft elk volk onder bezetting het recht zich te verzetten. Dat gold voor de Fransen onder de nazi’s, voor de Zuid-Afrikanen onder apartheid – en dat geldt, vandaag, voor de Palestijnen.

Wat we zien is geen debat over moraliteit, maar over loyaliteit. De verontwaardiging richt zich zelden op het geweld zelf, maar op wie het geweld benoemt. Framing, censuur, en karaktermoord: het zijn instrumenten om de realiteit draaglijk te houden voor hen die liever wegkijken. De media werkt mee – vaak niet eens uit kwaadwilligheid, maar uit gemak, uit gewoonte.

Maar wie probeert die stemmen te onderdrukken, bereikt vaak het tegenovergestelde. Want zolang er onrecht is, zullen er mensen zijn die weigeren te zwijgen. En hoe harder je probeert hen de mond te snoeren, hoe luider hun boodschap weerklinkt – in muziek, in straatkunst, in protesten wereldwijd.

Echte vrijheid – de vrijheid die niet voorgekauwd wordt door beleidsnota’s of zendermanagers – komt zelden zonder wrijving. Ze is ongepast, ongemakkelijk, en vaak ongewenst. Maar noodzakelijk. Want zonder die stemmen, blijven we slechts toekijken. En toekijken is ook kiezen – voor de stilte van macht, boven de roep van rechtvaardigheid.

Freedom for Palestine

Aanbevolen voor jou