De Spaanse Burgeroorlog was niet enkel een strijd tegen Franco, maar ook een poging tot sociale bevrijding. Anarchisten, arbeiders en vrouwen bouwden collectieven, vochten voor vrijheid en lieten een blijvende erfenis van hoop en verzet achter.
Gastarbeiders in de jaren zestig en zeventig organiseerden wilde stakingen tegen uitbuiting en uitsluiting. Hun verzet legde de hypocrisie van het gastarbeidersbeleid bloot en toont hoe solidariteit van onderop verandering kan afdwingen.
De mijnwerkersstaking in Easington (1984-85) toont de botsing tussen staat en arbeiders, de cruciale rol van vrouwen en de kracht van zelforganisatie. Solidariteit bood houvast terwijl neoliberaal beleid gemeenschappen ontwrichtte.
Verzet op de Antillen komt voort uit collectieve actie, van Francisco’s stille staking op Bonaire tot Tula’s opstand en culturele rituelen als tambú, waarin solidariteit en wederzijdse bevrijding een levend erfgoed vormen tegen onderdrukking.
Een felle mars van arbeiders op Union Flacq in 1937 escaleerde tot bloedig geweld waarbij vier doden vielen, waarna naschokken leidden tot wetgevende hervormingen opgesteld onder druk van collectieve actie.
Senza Tregua’s gewelddadige arbeidersstrijd (1973-1976) toont hoe directe actie, zelforganisatie en arbeidersmacht cruciaal zijn tijdens crises. Deze lessen blijven relevant, zoals blijkt uit hedendaagse bewegingen als The General Strike in de VS, die vergelijkbare doelen nastreven.
Een revolutionaire droom veranderde in onderdrukking toen macht en centralisme idealen vervingen. Aan de hand van Alexander Berkman en de crisis binnen de FNV wordt duidelijk hoe bevrijding mislukt als mensen geen zeggenschap meer hebben over hun eigen leven.