Een diverse groep jonge mensen met verschillende migratieachtergronden kijkt vastberaden naar de camera in een stedelijke omgeving.

Racistische opsporingsmethoden onder Rutte

Etnische minderheden in Nederland worden systematisch vaker gecontroleerd door de politie dan witte Nederlanders. Dit “etnisch profileren” is een vorm van discriminatie die in strijd is met de mensenrechten. Het versterkt negatieve stereotypering van minderheden en ondermijnt het vertrouwen in de Nederlandse politie.

In 2003, toen Mark Rutte staatssecretaris van Sociale Zaken was, spoorde hij gemeenten aan om risicoprofielen te gebruiken bij het bestrijden van fraude. In een brief verzocht Rutte specifiek om alle Somaliërs met een bijstandsuitkering te onderzoeken op fraude. Hij gaf zelfs richtlijnen voor hoe deze gerichte opsporing van een specifieke etnische groep het meest effectief kon worden uitgevoerd. Dit soort methoden herinneren onheilspellend aan eerdere momenten in de Nederlandse geschiedenis, waarin de overheidssystemen werden ingezet om bepaalde bevolkingsgroepen te isoleren.

De gemeente Haarlem volgde Ruttes oproep en stelde een lijst op met 84 Somalische bijstandsgerechtigden, die allemaal aan huisbezoeken en controles werden onderworpen. In 2007 oordeelde de Haarlemse rechtbank dat Rutte hiermee gemeenten had aangezet tot racisme.

Het ministerie van Sociale Zaken verdedigde de maatregel door te stellen dat er ‘signalen’ waren van veelvuldige fraude onder Somaliërs. Echter, de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) concludeerde dat deze claims ongefundeerd waren; er waren geen concrete cijfers die deze etnische focus rechtvaardigden. De CGB benadrukte dat fraudebestrijding op basis van afkomst discriminatoir is en dat controles zonder onderscheid onder alle bijstandsgerechtigden hadden moeten plaatsvinden. Het gericht onderzoeken van een bevolkingsgroep is simpelweg niet te rechtvaardigen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *