Fidel Castro silhouet met hoed voor de skyline van Havana bij zonsondergang
Fidel Castro kijkt uit over Havana bij zonsondergang

Fidel Castro: ‘Ik ga naar de hel’

6 minutes, 36 seconds Read

‘Ik ga naar de hel’ – Fidel Castro zei dit ooit tegen een Franse zakenman die hem vroeg wat er na zijn dood zou gebeuren. Geen twijfel mogelijk, antwoordde Castro: ‘Ik ga naar de hel, de hitte zal ondraaglijk zijn. Maar de pijn zal niet zo erg zijn als wanneer je te veel verwacht van de hemel, die zijn beloften toch nooit nakomt. Als ik daar aankom, ontmoet ik Marx, Engels en Lenin. En jou ook, trouwens, want kapitalisten gaan ook naar de hel, vooral als ze te veel van het leven hebben genoten.’

Fidel Castro’s Leven en Dood

Wie zo lang leeft, en dan ook nog als alleenheerser van een land, kan niet ontkomen aan speculaties over de dood. Castro was eraan gewend: telkens weer doken geruchten op over zijn gezondheid, zijn naderende einde en vooral de vraag wat er dan met Cuba zou gebeuren. Hij reageerde vaak met een flinke dosis humor. ‘Zo nu en dan verklaren ze mij dood’, verzuchtte hij in 1994 tijdens een conferentie op Barbados. ‘Ik weet niet wie dat zijn, die zo graag mijn dood willen. Maar ik ben ervan overtuigd dat op de dag dat ik echt dood ben, mijn vijanden mij zullen missen. Ze zullen ontdekken dat ze dan niets meer te doen hebben.’

Dat er mensen waren die hem dood wensten, was overduidelijk. De Britse documentaire 638 manieren om Castro te vermoorden uit 2006 illustreert dat. De film is vernoemd naar het aantal moordcomplotten (allemaal van Amerikaanse makelij) waarvoor de Cubaanse geheime dienst beweerde bewijzen te hebben.

Vrijheid sneuvelt niet in één klap, maar stap voor stap

Toch twijfelden veel Cubanen er niet aan dat el Comandante nog wel even zou blijven. Een populaire grap op het eiland suggereerde zelfs dat Castro zich geen Cuba zonder hem kon voorstellen. In die grap ligt hij opgebaard op het Plein van de Revolutie in Havana, komt ineens overeind en vraagt: ‘Wat is er aan de hand?’ ‘Het volk komt afscheid nemen’, antwoorden ze. ‘O ja? En waar gaat het volk dan heen?’

De Media en Castro’s Publieke Imago

Na zijn ‘tijdelijke’ aftreden in 2006 volgden media wereldwijd zijn gezondheid op de voet, in de traditie van de Kremlin-watchers uit de Koude Oorlog. Elke dag leek er wel een bericht dat hij echt dood was of toch op sterven lag. De jacht op het eerste overlijdensbericht was hevig. Castro liet zich maar mondjesmaat zien, vooral om te bewijzen dat hij nog leefde.

‘Wel, daar ben ik dan’, zei hij vrolijk in een televisieoptreden in 2008. ‘Hoewel ik op sterven zou liggen. Hoewel ik al dood zou zijn. Hoewel ik overmorgen zal overlijden. Ik sterf bijna elke dag. Niemand weet welke dag hij doodgaat.’ De journalisten zaten er keer op keer naast. Ze moesten nog jaren wachten op zijn laatste adem.

Castro had een ongeëvenaarde flair voor publieke optredens. Hij kon urenlang spreken over van alles en nog wat, van de werking van de spaarlamp tot het fokken van nieuwe koeienrassen. En koken, ja, daar wist hij ook alles van, beweerde hij. Als student was hij eens bij een professor uitgenodigd om te eten. ‘Laat mij de bananen maar bakken’, zei hij tegen de gastvrouw. Toen die vroeg of hij overal verstand van dacht te hebben, antwoordde hij: ‘Van bijna alles. Alleen bijna alles.’

Fidel Castro en de Cubaanse Identiteit

De Cubanen hadden uiteenlopende manieren om de man te noemen die hun leven beheerste. Sommigen spraken van ‘Fidel’—een tikje afstandelijk of juist vertrouwd, afhankelijk van de context. Anderen gebruikten zijn volledige naam, Fidel Castro, om neutraal te blijven. Tegenstanders hielden het vaak bij ‘Castro’, of noemden hem simpelweg este señor (‘dat heerschap’). Soms volstond een gebaar van iemand die zogenaamd een baard streek. De laatste jaren werd hij vaak aangeduid als Él, Hij, ‘zoals de God uit het Oude Testament’, zei een dissident eens spottend.

Castro bleek een ware overlever. In 2002 discussieerde hij met de Amerikaanse oud-minister van Defensie Robert McNamara over de CIA-complotten tegen hem. Meer dan dertig, zei Castro. ‘Zullen we het op een stuk of tien houden?’ lachte McNamara.

Castro overleefde niet alleen interne crises—zoals de invasie in de Varkensbaai in 1961, de rakettencrisis van 1962 en de val van zijn Sovjet-sponsor in 1989—maar ook negen Amerikaanse presidenten die hem wilden uitschakelen. De tiende, Obama, kwam op bezoek toen Fidel zich al had teruggetrokken. Zelfs toen kon hij het niet laten: op zijn negentigste verjaardag schreef hij een felle open brief aan ‘broeder Obama’.

Castro had een zeldzaam talent om tegenslag om te buigen tot een krachtig symbool van hoop. Zijn aanval op de Moncada-kazerne in 1953 kostte zeventig man het leven, maar groeide uit tot een morele overwinning die hem internationaal in de schijnwerpers plaatste. Zijn guerrillaoorlog tegen Batista kende zware momenten, maar uiteindelijk bracht zijn vastberadenheid hem toch aan de macht.

Toen hij op 1 januari 1959 Havana binnenreed, aan het hoofd van een colonne bebaarde rebellen en met twee duiven op zijn schouders, was dat voor velen het teken van een nieuw tijdperk—een belofte van vrijheid en sociale rechtvaardigheid. Castro werd zo het gezicht van een revolutie die niet alleen het lot van Cuba veranderde, maar ook wereldwijd symbool stond voor de strijd tegen onrechtvaardigheid en imperialisme.

Het Geheim van Castro’s Overleving

Hoe kon zo’n communistisch experiment standhouden, pal naast de VS? De Cubaanse historicus en balling Rafael Rojas verwoordde het zo: ‘Cuba ligt op 180 kilometer van de kust van de machtigste natie ter wereld. In de strijd tussen deze ongelijke buren ging de sympathie van veel mensen uit naar het kleine David, tegen de Goliath van het yankee-imperialisme.’

De Cubaanse revolutie belichaamde een romantische droom: Castro en zijn adjudant Che Guevara, de jonge helden die het opnamen tegen een dictator. Het was ook de eerste revolutie die live op televisie werd uitgevochten. De wereld kon direct meekijken: Fidel tijdens toespraken, interviews, persconferenties—altijd pratend, altijd overtuigd.

Jean-Paul Sartre beschreef Castro in 1960 als een soort pantheïstische engel: ‘Hij is alles tegelijk, het eiland, de mensen, het vee, de planten, de grond. Hij is het hele eiland.’ Castro ís de revolutie, die ‘in werkelijkheid de eenheid is van leider en volk, in permanente oorlog tegen de externe vijand: het yankee-imperialisme.’ Hij had het zelf niet treffender kunnen zeggen: alles voor de revolutie.

De Blijvende Glans van de Revolutie

Vanaf 1979 doken nieuwe uitdagingen op, terwijl andere revoluties elders in de wereld in de schijnwerpers kwamen. Sommigen vroegen zich af of de Cubaanse droom niet verbleekte, maar de essentie bleef overeind: een volk dat bleef geloven in het recht op zelfbeschikking en in de belofte van sociale gelijkheid.

De Cubaanse revolutie had nooit een gemakkelijke weg. De economische druk nam toe, vooral door het isolement van het Amerikaanse embargo en de val van de Sovjetunie, een belangrijke bondgenoot. Toch vond Cuba telkens manieren om zich aan te passen en door te gaan—met hervormingen, samenwerking met nieuwe partners, en een sterke nadruk op onderwijs en gezondheidszorg, zelfs in moeilijke tijden. Dat doorzettingsvermogen was misschien wel de grootste kracht van de Cubaanse geest.

Onder Raúl Castro en zijn opvolgers werden hervormingen doorgevoerd die de Cubaanse economie openstelden voor nieuwe vormen van ondernemerschap en samenwerking. Hoewel de uitdagingen groot bleven, bleef de revolutionaire geest levend—een herinnering dat idealen niet zomaar uitsterven als ze diep in de harten van mensen geworteld zijn.

Cuba’s Revolutie in Vergelijkend Perspectief

Vergeleken met andere revoluties—zoals in Iran of Nicaragua—bleef Cuba’s revolutie uniek in haar volharding en het vermogen om steeds nieuwe antwoorden te vinden. Waar anderen hun koers verloren, bleef Cuba trouw aan zijn oorspronkelijke doel: een rechtvaardiger samenleving. Natuurlijk waren er tegenslagen, maar de vurige idealen waarmee alles begon, wisten telkens weer nieuwe energie los te maken.

Cuba’s ervaring laat zien dat revoluties niet alleen gaan over dramatische momenten van verandering, maar vooral over een voortdurend gevecht voor waardigheid en onafhankelijkheid. En dat was precies waar Fidel Castro altijd in geloofde: dat een volk dat weigert te buigen, nooit echt kan worden verslagen.

Aanbevolen voor jou