In verschillende delen van de westerse wereld lijkt het verleden opnieuw aan aantrekkingskracht te winnen. Politieke slogans, publieke debatten en culturele referenties grijpen steeds vaker terug op vermeende hoogtijdagen — periodes waarin de samenleving overzichtelijker, veiliger of welvarender zou zijn geweest. Deze hang naar ‘hoe het ooit was’ is niet zomaar een sentiment van weemoed; het beïnvloedt in toenemende mate politieke keuzes, publieke opinie en maatschappelijke verhoudingen. Maar wat zegt deze nostalgie over het heden? En wat zijn de risico’s van een collectief verlangen naar een verleden dat misschien nooit helemaal zo bestond?
De slogan “Make America Great Again” van Donald Trump is al lang meer dan een politiek strijdlied — het is een echo van een dieper verlangen. Net als de herhaalde verwijzingen in Frankrijk naar generaal De Gaulle en de gloriejaren van de trente glorieuses, wijst dit op iets groters: een collectief terugverlangen, een nostalgie die de westerse wereld lijkt te doordringen. Maar wat betekent het precies, dat verlangen naar het verleden? Vaak is het vaag, haast mystiek, en zelden onderbouwd door feiten. Neem het voorbeeld van Groot-Brittannië: ondanks de nationalistische belofte dat Brexit het land zou bevrijden, is het voordeel allesbehalve evident. De droom van een terugkeer naar een puur nationale onafhankelijkheid blijkt al snel een romantische illusie. En zoals met alle illusies, schuilt er gevaar in wanneer men ze te serieus neemt.
De verlokking van het verleden
Die gevaarlijke droom heeft inmiddels een naam gekregen: retrotopie — het idee dat een geïdealiseerd verleden kan worden hersteld. Wat begint als verlangen, kan ontaarden in verzet tegen het heden. Soms krijgt dat verzet een vijandig gezicht: de migrant, de ander. Onder het mom van culturele zuiverheid of maatschappelijke veiligheid worden mensen uitgesloten, verdacht gemaakt, soms zelfs gedeporteerd. Het is een oud patroon in een nieuw jasje. De gedachte dat immigratie per definitie tot conflict leidt, leeft hardnekkig voort, gevoed door simplificaties en zwart-witdenken. Zodra een samenleving zichzelf opsplitst in ‘wij’ tegenover ‘zij’, verdwijnt de ruimte voor nuance — en daarmee ook de bereidheid om bruggen te bouwen.
Polen als spiegel
Wie denkt dat culturele homogeniteit rust brengt, hoeft niet ver te zoeken. Polen wordt vaak genoemd als een van de meest etnisch homogene landen in Europa, en dat is het voorlopig waarschijnlijk ook nog wel. Terwijl landen als Hongarije, Tsjechië en Slowakije een aanzienlijke Roma-gemeenschap kennen, is die in Polen opvallend klein. In 2017 was slechts 1,7 procent van de Poolse bevolking in het buitenland geboren. Ter vergelijking: in Nederland lag dat cijfer op 12,5 procent, in België zelfs op 16,5 procent. Je zou denken dat dit homogeniteit rust brengt — maar de werkelijkheid is complexer.
De rol van beeldvorming
In Polen leeft onder grote delen van de bevolking een diepe angst voor immigratie, ondanks het feit dat velen nog nooit persoonlijk een vluchteling hebben ontmoet. Deze vrees is grotendeels ingegeven door beeldvorming. In de media worden migranten niet zelden neergezet als bedreiging: terroristen, profiteurs, of brengers van sociale onrust. Zo ontstaat een echozaal waarin herhaling de illusie van waarheid wekt. Wanneer feiten ontbreken, winnen verhalen het — en zelden zijn die verhalen onschuldig.
Vooruitkijken, niet teruggrijpen
Toch is het de vraag of nostalgie ooit een solide fundament kan vormen voor toekomstig beleid. In plaats van te zwelgen in geromantiseerde herinneringen aan een verleden dat misschien nooit zo rooskleurig was, zouden we ons beter kunnen richten op het bouwen aan gedeelde toekomsten. Samenlevingen floreren niet omdat iedereen op elkaar lijkt, maar omdat mensen met verschillen leren samenleven. Dat vereist moed, geduld, en bovenal verbeeldingskracht. Niet om het verleden te kopiëren, maar om iets nieuws te durven vormen — iets dat nog niet bestaat, maar wel mogelijk is.