Op het Thorbeckeplein in Amsterdam staat hij: Johan Rudolph Thorbecke, de staatsman die in 1848 de basis legde voor onze moderne Grondwet. Elke ochtend fietst burgemeester Femke Halsema langs zijn standbeeld richting het stadhuis. In haar recente Binnenhoflezing haalde ze hem niet zomaar aan. Thorbecke zag gemeenten namelijk niet als ondergeschikte bestuurslaag, maar als de overheid die het dichtst bij mensen staat.
Ironisch genoeg kreeg Amsterdam als eerste een Thorbeckeplein, terwijl hij juist de eeuwenoude stedelijke privileges afschafte en alle gemeenten dezelfde rechten gaf. Het laat de ingewikkelde relatie zien tussen stad en staat: ze botsen vaak, maar zonder elkaar kunnen ze niet.
Halsema vergeleek die relatie met een huwelijk. Voor een goede samenwerking zijn volgens haar vier dingen onmisbaar: vertrouwen, gelijkwaardigheid, afhankelijkheid en nabijheid. In dit stuk lopen we die pijlers langs, aangevuld met voorbeelden, en kijken we wat activisten en betrokken burgers hiermee kunnen doen. Want één ding staat vast: zonder bestuurlijke samenwerking komt Nederland niet vooruit.
Vertrouwen
Geen relatie houdt stand zonder vertrouwen. Dat geldt net zo goed voor overheden. Gemeenten en het Rijk moeten eerlijk en transparant met elkaar omgaan – zonder verdraaide feiten of halve waarheden. Waar dat misgaat, ontstaat snel een kloof.
Het drama rond de gaswinning in Groningen is daarvan misschien wel het pijnlijkste voorbeeld. Bewoners wezen al vroeg op de schade door aardbevingen, maar Den Haag hield die signalen jarenlang af. Het gevolg: wantrouwen dat tot op de dag van vandaag voelbaar is. Zelfs nu de gaskraan dichtgaat, voelt het herstel van vertrouwen als dweilen met de kraan open. Uit onderzoek blijkt dat Groningers nog altijd uitzonderlijk weinig vertrouwen in de politiek hebben.
Vertrouwen is ook cruciaal in tijden van nepnieuws en complottheorieën. Overheden kunnen zich simpelweg niet laten uitspelen. Dat betekent: elkaar publiekelijk steunen in feiten en wetenschap, ook als dat politiek lastig ligt. Alleen een verenigd front kan burgers overtuigen dat de rechtsstaat en het algemeen belang zwaarder wegen dan partijpolitieke spelletjes.
Gelijkwaardigheid
In theorie zijn gemeenten en het Rijk gelijkwaardig – de Grondwet regelt dat. In de praktijk voelt dat anders. Lokale bestuurders moeten vaak knokken om gehoord te worden.
Neem de discussie over vuurwerk. Burgemeesters waarschuwden al jaren voor de gevaarlijke jaarwisseling, maar Den Haag vond geen draagvlak voor een verbod. Gemeenten moesten zelf noodverbanden leggen met lokale verboden, vaak onuitvoerbaar zolang omliggende steden de verkoop wél toestonden. Pas toen een meerderheid van de bevolking zich uitsprak, kwam er eindelijk een landelijk verbod.
Daar staat tegenover hoe snel het boerkaverbod erdoorheen werd gedrukt, terwijl lokale bestuurders nauwelijks om handhaving zaten te springen. In steden als Amsterdam en Rotterdam gaf men zelfs openlijk aan dat er belangrijkere veiligheidsproblemen waren. Toch moesten gemeenten een wet uitvoeren die lokaal amper relevant was. Dat wringt: echte gelijkwaardigheid vraagt om wederzijds respect voor elkaars rol en praktijk.
Een hardnekkig pijnpunt is geld. Onder de kabinetten-Rutte (VVD) kregen gemeenten er de afgelopen jaren steeds meer taken bij – van jeugdzorg tot de participatiewet – maar niet de financiële middelen om die goed uit te voeren. Sinds de grote decentralisaties in 2015 moesten gemeenten verantwoordelijkheden overnemen die eerder bij het Rijk lagen. Dat werd verkocht als een “herstructurering” van het sociaal domein, maar in werkelijkheid gingen er forse bezuinigingen mee gepaard. Gemeenten waarschuwden al snel dat ze structureel tekortschoten om de nieuwe taken fatsoenlijk uit te voeren.
De financiële druk werd verder vergroot doordat de verdeling van het Gemeentefonds veranderde. Voor 2026 staat zelfs een daling van naar schatting €2 à €2,5 miljard gepland, het zogeheten “ravijnjaar”, waardoor veel gemeenten hun begroting niet meer sluitend krijgen. De beloofde autonomie werd zo een keurslijf: wel meer verantwoordelijkheid, maar minder geld. Daarmee zijn gemeenten feitelijk afhankelijk gemaakt van Den Haag en wordt hun slagkracht structureel ondermijnd.
Als het Rijk taken doorschuift, hoort daar óók budget bij – of het moet gemeenten meer belastingvrijheid gunnen. Zolang dat niet gebeurt, blijft de lokale overheid het kind van de rekening en betaalt de burger de prijs in de vorm van verschraalde voorzieningen.
Onderlinge afhankelijkheid
Geen enkele bestuurslaag kan de grote vraagstukken van nu in haar eentje oplossen. Dat zie je bijvoorbeeld in Brainport Eindhoven. Zonder steun van het Rijk zouden ASML en de chipsector daar nooit de wereldtop bereiken. En omgekeerd heeft Den Haag er belang bij dat de regio internationaal concurrerend blijft. Hetzelfde geldt voor Amsterdam en massatoerisme: de stad kan lokale regels stellen, maar heeft nationale en zelfs Europese maatregelen nodig om de toestroom te reguleren.
Klimaat en energie maken die afhankelijkheid nog duidelijker. Gemeenten moeten woningen isoleren en buurten vergroenen, maar hebben landelijke kaders nodig voor zaken als windparken en waterstofnetwerken. Daarom bestaan er inmiddels tientallen Regio Deals, waarin Rijk en regio’s samen puzzelen aan complexe opgaven.
Nabijheid
Een goed huwelijk draait ook om nabijheid: elkaar opzoeken en begrijpen hoe de ander leeft. Voor bestuurders betekent dat meer dan vergaderen in een raadszaal of ministerie. Soms is het simpelweg belangrijk om fysiek aanwezig te zijn. Zo bezocht burgemeester Femke Halsema geregeld buurten in Amsterdam-Zuidoost en Nieuw-West om in gesprek te gaan met bewoners. Zulke ontmoetingen werden niet alleen gewaardeerd, maar versterkten ook het gevoel dat de stad bestuurders heeft die daadwerkelijk luisteren. Onderzoek naar jongerenparticipatie in deze stadsdelen laat zien dat vertrouwen groeit zodra bestuurders zich laten zien in de wijk en ruimte geven aan bewoners om hun stem te laten horen. Dat soort nabijheid bouwt relaties op die je niet uit een memo haalt.
Nabijheid is ook luisteren naar elkaars ideeën, hoe ongemakkelijk die soms ook zijn. Steden pleitten bijvoorbeeld voor opvangplekken voor ongedocumenteerden om mensen van de straat te halen. Landelijk politiek gevoelig, maar lokaal vaak bittere noodzaak. Door in gesprek te gaan in plaats van direct af te wijzen, ontstaat beleid dat beter aansluit bij de realiteit.
En in crisistijden – denk aan corona – bleek hoe waardevol korte lijntjes zijn. Burgemeesters en ministers die elkaar snel bellen of bezoeken, kunnen sneller schakelen. Zulke relaties bouw je op in rustige tijden, door gewoon af en toe langs te gaan.
Actiepunten
Bestuurlijke samenwerking is geen wondermiddel dat in één klap de klimaatcrisis of sociale ongelijkheid oplost. Maar zonder samenwerking komen we zeker niet verder. De vraag is dus: wat kunnen we wél concreet doen?
Een eerste stap is het herstellen van vertrouwen. Dat begint bij eerlijkheid en het nakomen van beloftes. Fouten moeten niet worden weggemoffeld, maar zichtbaar en tastbaar worden hersteld – zoals in Groningen, waar bewoners al te lang zijn teleurgesteld door loze toezeggingen. Hier ligt ook een rol voor activisten, die scherp kunnen toezien op de uitvoering van beleid en misstanden aan het licht kunnen brengen.
Daarnaast is het noodzakelijk om de positie van het lokaal bestuur te versterken. Gemeenten moeten voldoende middelen krijgen om hun taken uit te voeren, én een volwaardige stem in Den Haag. Dat vraagt politieke aandacht: zet het thema op de agenda en steun initiatieven die pleiten voor eerlijke financiering en minder opgelegde taken zonder budget.
Ook moeten we breder durven investeren in publieke diensten. Extra politiecapaciteit is hard nodig, maar minstens zo belangrijk zijn jongerenwerk, zorg en onderwijs. Juist die voorzieningen voorkomen dat problemen ontsporen. Activisten kunnen zich hard maken voor meer middelen en ervoor zorgen dat die terechtkomen in de wijken die ze het hardst nodig hebben.
Betrek burgers. Hoe meer inwoners zich gehoord en serieus genomen voelen, hoe sterker de lokale democratie staat. Burgers die actief kunnen meepraten en meebeslissen, geven hun bestuurders bovendien een steviger mandaat richting Den Haag. Dat vraagt om meer inspraak en participatie, maar ook om een cultuur waarin die inbreng écht telt.
Betrokkenheid
Nederland heeft een lange traditie van krachtig lokaal bestuur én van polderen. Die tradities geven hoop: ze vormen de basis om samen onze democratie weerbaar te houden. De uitdagingen van nu – van klimaat tot polarisatie – vragen dat we de rijen sluiten.
Als burgers, activisten en bestuurders kunnen we daaraan bijdragen door bondgenoten te zijn in plaats van tegenstanders. Houd de vier pijlers – vertrouwen, gelijkwaardigheid, afhankelijkheid en nabijheid – hoog. Spreek bestuurders erop aan wanneer ze verzanden in partijpolitiek en bied oplossingen waar samenwerking ontbreekt.
De grote vraagstukken lossen zichzelf niet op. Maar met goede samenwerking – en betrokkenheid van ons allemaal – kunnen we ze wél aan. Zonder samenwerking gaat het niet.