Kort na zijn inauguratie vroeg president Trump tijdens een bijeenkomst in de Oval Office waarom de Verenigde Staten Venezuela niet gewoon zouden binnenvallen. Dit plan, gerapporteerd door gerenommeerde nieuwsorganisaties zoals CNN en AP, onderstreept de diepgewortelde Amerikaanse inmenging in Latijns-Amerika.
Toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Rex Tillerson en Nationale Veiligheidsadviseur H.R. McMaster waarschuwden dat een invasie contraproductief zou zijn en slecht zou vallen in de regio. Trump verwees echter naar de invasies van Grenada en Panama in de jaren ’80 als succesvolle precedenten en bracht de optie opnieuw ter tafel tijdens een diner met vier Latijns-Amerikaanse presidenten.
Tillerson en McMaster werden later vervangen door John Bolton en Mike Pompeo, die beiden minder scrupules hadden over militair ingrijpen. Bolton bestempelde Venezuela al jaren als een schurkenstaat, terwijl Pompeo, beïnvloed door zijn relatie met de Republikeinse senator Marco Rubio, een fervent tegenstander van Maduro en het Castro-regime, actief pleitte voor een harde lijn. Rubio’s retoriek lijkt vooral gericht op het behagen van de Venezolaanse en Cubaanse diaspora in Florida, een cruciale kiezersgroep voor de Republikeinen.
“De agressieve houding van Bolton en Pompeo weerspiegelt een lang gekoesterde strategie van regime change, waarbij diplomatie wordt verworpen ten gunste van harde maatregelen die vooral de belangen van Washington en haar regionale bondgenoten dienen. Het is niet enkel een kwestie van buitenlands beleid; het is een ideologische kruistocht tegen alles wat het Amerikaanse kapitalisme uitdaagt. Ondertussen betalen gewone Venezolanen de prijs voor een confrontatie die hen boven het hoofd groeit.”
Ondertussen groeit de roep om diplomatieke in plaats van militaire oplossingen, zowel in de VS als wereldwijd. De vraag is of de internationale gemeenschap bereid is een vreedzame weg te bewandelen en daadwerkelijk samen te werken aan een toekomst voor Venezuela. Het stimuleren van dialoog en diplomatie is essentieel om tot oplossingen te komen die de Venezolaanse bevolking werkelijk ten goede komen.
Militair ingrijpen zou relatief eenvoudig zijn voor het Amerikaanse leger, maar zoals de fiasco’s in Irak en Libië laten zien, leidt een machtsvacuüm zonder doordacht plan alleen maar tot meer chaos. Venezuela, dat aanzienlijk groter is dan Panama, het laatste Latijns-Amerikaanse land dat door de VS werd binnengevallen, kampt al met gewelddadige criminele groepen die zo’n vacuüm alleen maar zouden benutten.
Het debat over militair ingrijpen is in Latijns-Amerika beladen na twee eeuwen van controversiële Amerikaanse inmenging. Sinds de 19e eeuw gebruiken de VS de Monroe-doctrine om hun belangen in de regio te beschermen, wat leidde tot decennia van staatsgrepen, interventies en steun aan rechtse dictaturen. Tijdens de Koude Oorlog werden linkse bewegingen stelselmatig onderdrukt met steun van Washington, van Nicaragua tot Chili, vaak met verwoestende gevolgen voor de bevolking.
Tegenwoordig verschuift deze inmenging van directe militaire actie naar ‘lawfare’, de politiek-juridische oorlogsvoering die regeringen ondermijnt via rechtszaken in plaats van tanks. Dit werd duidelijk in de afzettingen van president Zelaya in Honduras (2009) en president Rousseff in Brazilië (2016). De strijd wordt nu uitgevochten in de rechtbanken, maar het doel blijft hetzelfde: politieke controle en het smoren van iedere progressieve beweging die een bedreiging vormt voor Amerikaanse belangen.