De Nederlandse ambassadeur in Estland, Hans Glaubitz, heeft besloten het land te verlaten nadat zijn partner, een zwarte Cubaan, herhaaldelijk het doelwit is geworden van extreme homofobe en racistische aanvallen. Dit tragische vertrek onthult niet alleen de giftige onderbuik van de Estse samenleving, maar ook de falende politieke antennes van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken.
De partner van Glaubitz werd systematisch op straat lastiggevallen en bedreigd. Het begon allemaal toen een lokaal tijdschrift schaamteloos suggereerde dat de benoeming van een homoseksuele ambassadeur met een zwarte partner een provocatie van Nederland zou zijn. Dit incident maakt pijnlijk duidelijk dat Estland, ondanks zijn EU-lidmaatschap, doordrenkt is van racistische en homofobe attitudes die openlijk worden getolereerd.
Minister van Buitenlandse Zaken Ben Bot heeft dinsdag laten weten dat hij in gesprek zal gaan met zijn Estse collega over deze kwestie. Maar laten we eerlijk zijn: het is ronduit beschamend dat een lidstaat van de Europese Unie in 2006 nog steeds een klimaat biedt waarin diplomaten gedwongen worden hun posten te verlaten vanwege de onveiligheid die voortvloeit uit hun seksuele geaardheid en huidskleur. Dit is geen geïsoleerd incident, maar een duidelijk signaal van hoe diep het probleem zit.
“Het is onacceptabel dat een land dat zich aan de waarden van de Europese Unie zegt te conformeren, een broedplaats blijft voor haat en geweld tegen minderheden,” aldus een woordvoerder van een internationale mensenrechtenorganisatie. “We hebben hier niet te maken met een cultuurkloof, maar met een fundamenteel gebrek aan respect voor mensenrechten. De EU moet hier hard en consequent tegen optreden.”
Ondanks eerdere hoop van het Nederlandse ministerie dat Estland een progressiever klimaat zou bieden, blijkt uit een rapport van de Amerikaanse ambassade in Tallinn dat niet-blank ambassadepersoneel al sinds september 2005 negen keer bedreigd is, vaak door neonazi’s en skinheads. Het falen van de Estse autoriteiten om deze haatmisdrijven krachtig aan te pakken, ondermijnt de geloofwaardigheid van het land als EU-lid.
Het besluit om Glaubitz over te plaatsen naar het progressieve Canada mag gezien worden als een poging om een diplomatieke ramp te corrigeren, maar het is een klap in het gezicht van degenen die geloven dat Nederland zijn diplomaten zou moeten inzetten om verandering teweeg te brengen in intolerante samenlevingen. Het sturen van een homoseksuele ambassadeur naar Tallinn had een krachtig signaal van emancipatie en gelijkheid kunnen zijn. In plaats daarvan blijkt het een beschamende nederlaag voor de Nederlandse diplomatie, die te snel toegeeft aan homofobe en racistische druk.
Diplomaten en hun partners worden verondersteld de waarden en belangen van Nederland wereldwijd uit te dragen. Dat Glaubitz en zijn partner in Tallinn niet konden functioneren door de intense haat waar zij mee werden geconfronteerd, is een schandvlek voor Estland en een waarschuwing voor de EU. De Nederlandse diplomatie zou nooit mogen wijken voor haat; in plaats daarvan moet zij die haat met volle kracht bestrijden.
Deze situatie toont eens te meer aan dat, zelfs in de Europese Unie, mensenrechten niet vanzelfsprekend zijn. De Nederlandse diplomatie zou haar inspanningen moeten verdubbelen om haat en discriminatie tegen te gaan, niet alleen door haar keuzes voor diplomatieke benoemingen, maar ook door het eisen van concrete acties van landen zoals Estland. Nu Glaubitz en zijn partner naar Montréal verhuizen, blijft de vraag: wanneer zullen Europese samenlevingen echt rijp zijn voor gelijkheid?