Een pleidooi voor erkenning, buiten de grenzen van het systeem – Het klinkt misschien paradoxaal: een boek van Francis Fukuyama lezen om de toekomst van radicale bevrijding te begrijpen. Toch is Identity (2018) precies dat soort boek — niet omdat het ons de weg wijst, maar omdat het pijnlijk helder maakt waar de heersende orde tekortschiet.
Fukuyama blijft trouw aan de liberale democratie, zelfs terwijl die kraakt onder haar eigen logica. Hij ziet de opmars van nationalisme, fundamentalisme en identitaire politiek, en vraagt zich af: waarom keren mensen zich af van het systeem dat hen rechten en welvaart beloofde? Zijn antwoord: omdat ze niet gezien worden. Omdat waardigheid ontbreekt.
Die observatie raakt iets essentieels. Politieke strijd draait niet enkel om brood op de plank of toegang tot zorg. Het gaat om het gevoel dat je ertoe doet. Dat jouw bestaan, in al zijn complexiteit, telt. Dat wie je bent — queer, migrant, ongehoorzaam, niet in te passen — niet iets is om te verbergen, maar om te vieren.
In een samenleving die mensen reduceert tot economische eenheden, ontstaat een honger naar betekenis. En als structuren van solidariteit ontbreken, grijpen mensen naar andere identiteiten: natie, religie, etniciteit. Identity laat zien hoe dat werkt — en hoe snel het ontspoort in uitsluiting.
Links mag dit terrein niet overlaten aan rechts. Wie identiteit uit de weg gaat of het wegzet als afleiding, mist de kern van wat mensen beweegt. Maar die erkenning moet verder gaan dan symboliek. Waardigheid betekent niets zonder bevrijding. En bevrijding zonder waardigheid is leeg.
Over Fukuyama
Francis Fukuyama werd wereldberoemd met zijn provocatieve these in het essay The End of History? (1989), later uitgewerkt in The End of History and the Last Man. Daarin betoogde hij dat de liberale democratie na de val van het communisme de uiteindelijke bestemming van de mensheid had bereikt — alsof de geschiedenis haar climax had gevonden in westerse instituties en markteconomie.
Destijds werd het essay gelezen als een triomfantelijk signaal van ideologisch overwicht. Maar de realiteit kwam hem al snel inhalen. In plaats van een wereldorde van stabiliteit kregen we invasies, financiële crashes, opstanden en een mondiale terugkeer van autoritair populisme. Fukuyama heeft sindsdien afstand genomen van zijn absolute stelling, maar zijn vertrouwen in het liberale midden blijft opmerkelijk robuust.
Hij is geen cynicus of ideoloog in klassieke zin; eerder een technocraat met morele zorgen. Hij wijst op de gevaren van tribalisme en democratisch verval, maar zijn antwoorden blijven steken in gematigde hervormingen: wat beter burgerschap hier, wat institutionele versterking daar. Dat is zijn paradox: zijn analyses snijden vaak diep, maar de oplossingen blijven braaf binnen het kader van de orde die juist ter discussie zou moeten staan.
Wat vertelt Identity?
Volgens Fukuyama wortelt de hedendaagse onvrede niet uitsluitend in economische ongelijkheid, maar in een dieper psychologisch en cultureel gemis: het verlangen naar erkenning. Mensen willen niet slechts meetellen als individu, maar ook als lid van een gemeenschap die ertoe doet. Om dat te duiden grijpt hij terug op Plato’s concept van thymos — het deel van de ziel dat eer en waardigheid nastreeft.
Fukuyama onderscheidt twee tegenovergestelde drijfveren:
- Isothymia: het verlangen om als gelijke erkend te worden;
- Megalothymia: het verlangen om als superieur erkend te worden.
Deze krachten doorkruisen het maatschappelijke veld. Ze zijn voelbaar in emancipatiebewegingen die strijden voor gelijke rechten en erkenning, maar ook in het ressentiment van groepen die hun symbolische overwicht bedreigd zien. Het verlangen naar erkenning blijkt dus zowel een bron van bevrijding als van regressie. Juist in dat spanningsveld situeert Fukuyama de hedendaagse politieke crisis.
Wat hij wél laat zien
Fukuyama’s kracht ligt in het blootleggen van een verschuiving die velen binnen het politieke spectrum over het hoofd zien: het zwaartepunt van maatschappelijke strijd is verschoven van inkomensverdeling naar identiteit. Politiek draait vandaag de dag steeds vaker om erkenning — om het recht om gezien te worden in wie je bent, met alles wat daarbij hoort.
Hij laat zien dat liberale systemen, hoewel ze beweren neutraal en inclusief te zijn, vaak fundamenteel onhandig zijn in het omgaan met collectieve identiteiten. Ze erkennen het individu, maar hebben moeite met groepen die als groep zichtbaar willen zijn. En als erkenning uitblijft, kan zelfs een rechtvaardige verdeling van middelen kil en onpersoonlijk aanvoelen.
Daarnaast legt Fukuyama bloot hoe rechts nationalisme en progressieve identiteitsstrijd in een gespannen dans verstrengeld raken. Ze spiegelen en versterken elkaar in plaats van elkaar uit te dagen. De politieke dynamiek die daaruit voortvloeit, is niet dialectisch, maar polariserend: een neerwaartse spiraal van morele zelfverheffing en wederzijdse afwijzing.
Maar waar hij faalt
Fukuyama erkent het verlangen naar erkenning, maar weigert de oorsprong van die honger te benoemen. Hij ziet de symptomen, maar niet de structuren die ze in stand houden. In zijn analyse ontbreken de diepe littekens van kolonialisme, de doorwerking van racistische logica’s in het alledaagse leven, en de manier waarop patriarchale normen lichamen in het gareel proberen te dwingen. Hij laat onbesproken hoe instituties functioneren als machines van normalisering — systemen die bepalen wie telt en wie uit beeld verdwijnt.
In plaats van deze machtssystemen ter discussie te stellen, biedt hij gematigde recepten: een beetje nationale eenheid, wat burgerschapsvorming, hier en daar een oproep tot gematigdheid. Maar die voorstellen voelen alsof je pleisters plakt op een systeem dat mensen structureel marginaliseert. Hij beschrijft de wond nauwkeurig, maar durft niet te kijken naar wie het mes slijpt, wie het hanteert, en wie stilzwijgend toekijkt.
Er ontbreekt bij Fukuyama een fundamenteel wantrouwen jegens de ordening zelf. Geen besef dat misschien niet de polarisatie het probleem is, maar het feit dat sommige vormen van leven überhaupt als problematisch worden gezien. Zijn denkkader blijft binnen de grenzen van een orde die allang haar morele legitimiteit heeft verloren — al is het maar in de ogen van hen die dagelijks langs die randen moeten overleven.
Waarom het nú raakt
De thema’s uit Identity zijn overal. De normalisering van extreemrechts, backlash tegen trans rechten, polarisatie binnen progressieve bewegingen. Mensen zoeken erkenning, maar het systeem biedt slechts hokjes en grenzen. Fukuyama biedt geen uitweg, maar zijn boek legt wel de contouren van de crisis bloot.
Wat links moet begrijpen
Mensen zijn geen spreadsheets. Politiek is niet louter herverdeling. Het gaat om bestaansrecht, om zichtbaar zijn zonder toestemming, om ruimte innemen zonder te hoeven smeken. Vooral voor mensen wier bestaan van oudsher uit beeld werd gehouden — queer mensen, trans lichamen, non-binaire levens — is erkenning geen luxe, maar een voorwaarde voor overleven.
Maar erkenning zonder systeemkritiek is vals bewustzijn. Het recht om jezelf te zijn binnen een structuur die je uitput, disciplineert en marginaliseert, is geen bevrijding. En systeemkritiek zonder plaats voor kwetsbaarheid, voor verschil, voor identiteit — dat is kil dogmatisme dat geen gemeenschap bouwt.
De echte uitdaging ligt in het samenbrengen van waardigheid en bevrijding. Niet als compromis, maar als daad van liefde, van woede, van zorg. Een politiek die verschil niet verdraagt als uitzondering, maar viert als fundament. Waar queerheid niet slechts wordt getolereerd, maar als ontwrichtende kracht ruimte krijgt om de wereld anders te maken.
Een Spiegel
Fukuyama hoeven we niet te volgen. Maar hij toont iets dat we moeten doorgronden: het systeem faalt, juist omdat het mensen onzichtbaar maakt. Identity laat dat pijnlijk zien. Wat we nodig hebben is geen herwaardering van de liberale orde, maar een praktijk die haar overstijgt. Waarin mensen niet worden getolereerd, maar gehoord. Niet worden geïntegreerd, maar bevrijd.
Dat pad is er al. In queer solidariteit, in ongehoorzame gemeenschappen, in fluïde vormen van samenleven. Identity is een spiegel. Wat we ermee doen, is aan ons.