Fidel Castro zei dit ooit tegen een Franse zakenman die vroeg wat er zou gebeuren als hij doodging. Geen twijfel mogelijk. ‘Ik ga naar de hel, de hitte zal ondraaglijk zijn. Maar de pijn zal niet zo erg zijn als wanneer je te veel verwacht van de hemel, die nooit zijn beloften nakomt. Als ik in de hel arriveer, zal ik Marx ontmoeten, Engels en Lenin. En jou ook, tussen haakjes, want kapitalisten gaan ook naar de hel, vooral wanneer ze te veel hebben genoten van het leven.’
Fidel Castro’s Leven en Dood
Het nadeel van lang leven, en zeker van lang leven als alleenheerser van een land, is dat de dood een steeds dominanter gespreksonderwerp wordt. Castro was al een eeuwigheid gewend aan speculaties over de meest uiteenlopende ziektes waaraan hij zou lijden, zijn op handen zijnde overlijden, en vooral de vraag hoe het dan verder zou moeten met Cuba en ‘zijn’ revolutie. Hij reageerde vaak met veel gevoel voor humor op deze speculaties. ‘Zo nu en dan verklaren ze mij dood’, verzuchtte hij tijdens een conferentie op Barbados in 1994. ‘Ik weet niet wie de mensen zijn die mij zo graag dood zien. Ik ben er zeker van dat de dag dat ik dood ben mijn vijanden mij zullen missen. Ze zullen ontdekken dat ze niets meer te doen hebben.’
Dat de wereld geen gebrek had aan mensen die de revolutionair dood wensten, is zonneklaar. De Britse documentaire 638 manieren om Castro te vermoorden uit 2006, genoemd naar het aantal moordcomplotten (allemaal van Amerikaanse makelij) waarvoor de Cubaanse geheime dienst bewijzen beweerde te hebben, illustreert de omvang van de haat.
Veel Cubanen waren er na bijna een halve eeuw Castro niet meer zo zeker van dat el Comandante en Jefe inderdaad niet het eeuwige leven had. Een populaire grap die de ronde deed op het eiland suggereerde dat in elk geval Castro zich geen Cuba zonder hemzelf kon voorstellen. Castro ligt nu opgebaard op het Plein van de Revolutie in Havana. Plotseling komt de leider weer overeind en wanneer hij de treurende menigte ziet, vraagt hij wat er aan de hand is. ‘Het volk komt afscheid nemen’, vertellen ze hem. ‘O ja? En waar gaat het volk dan heen?’
De Media en Castro’s Publieke Imago
De eerste maanden na zijn ‘tijdelijk’ aftreden in 2006 ging er geen dag voorbij zonder dat een van de vooraanstaande media in de wereld, geheel in de klassieke traditie van de Kremlin-watchers uit de Koude Oorlog, meldde dat hij nu echt dood was dan wel de komende ochtend niet zou halen. Ze tuimelden over elkaar heen om vooral niet de kans te missen de eerste te zijn om Fidels dood te melden. De steeds schaarsere keren dat hij zich publiekelijk liet zien, leken vooral bedoeld om te bewijzen dat hij wel degelijk nog leefde.
‘Wel, daar ben ik dan’, zei hij olijk tijdens een van die televisieoptredens in 2008. ‘Hoewel ik op sterven zou liggen. Hoewel ik al dood zou zijn. Hoewel ik overmorgen zal overlijden. Ik sterf bijna elke dag. Wel, niemand weet welke dag hij doodgaat.’ Keer op keer vergaloppeerden de nieuwsjagers zich. Ze moesten nog vele jaren wachten om hun gelijk te halen.
Castro kon op tv uren van alles en nog wat uitleggen aan de simpele burger, van de werking van de spaarlamp tot gedetailleerde plannen voor het verbouwen van nieuwe gewassen en het fokken van nieuwe koeienrassen. Koken! Hij wist alles van koken, zei hij. Als student was hij eens uitgenodigd om te komen eten bij een professor. ‘Laat mij de bananen maar bakken, ik zal je laten zien hoe je bananen hoort te bakken’, zei hij tegen de gastvrouw. Toen die vroeg of hij dacht dat hij verstand van alles had, antwoordde Fidel: ‘Van bijna alles, alleen maar bijna alles.’
Fidel Castro en de Cubaanse Identiteit
De Cubanen hadden verschillende manieren om de man die hun leven bepaalde aan te duiden. De meest normale was Fidel, handigheidshalve of om diverse gradaties van sympathie weer te geven. Wie voluit Fidel Castro zei, deed een poging min of meer neutraal over te komen. Bleef het bij de achternaam Castro, dan wist de toehoorder vrijwel zeker dat hij te maken had met een tegenstander van het bewind. Die kon zich ook beperken tot este señor (dit heerschap), of tot een gebaar alsof hij of zij een baard streelde. De laatste jaren was het steeds vaker niets meer dan Él, Hij, ‘als de God uit het Oude Testament’, zoals een dissident hoonde.
Castro was een onvervalste overlever. In 2002 was de Amerikaanse ex-minister van Defensie Robert McNamara in Havana voor een conferentie over de rakettencrisis van 1962, die de wereld aan de rand van een kernoorlog had gebracht. Hij had een opgewekte discussie met Castro over het aantal moordcomplotten van de CIA tegen de Cubaanse leider. Meer dan dertig, aldus Castro. Zullen we het op een stuk of tien houden? antwoordde McNamara.
Maar Castro was ook vooral een politieke overlever: de door de Verenigde Staten georganiseerde invasie van de Varkensbaai in 1961; de crisis vanwege de Sovjetraketten op het eiland een jaar later; de val van de Berlijnse Muur in 1989 en de daarop volgende ineenstorting van de Sovjetunie, zijn hoofdsponsor; een aantal interne crises die gepaard gingen met een ware exodus van Cubanen. En hij overleefde negen Amerikaanse presidenten die hadden beloofd hem ten val te brengen. De tiende kwam onverwacht op bezoek op het nog altijd communistische eiland toen hij zelf vanwege ziekte al was afgetreden en in een soort privé-oudemannenhuis in Havana zat. Op zijn negentigste verjaardag kon Castro het toch niet laten en leverde hij in een open brief heftige kritiek op ‘hermano’ (broeder) Obama.
Hij had een ongewoon vermogen mislukkingen om te zetten in overwinningen. Dat begon al met zijn aanval op de Moncada-kazerne in 1953, een fiasco dat zeventig van zijn mannen het leven kostte, maar dat de eerste morele overwinning van de rebellen werd en hem tot een internationaal bekende figuur maakte. Ook de guerrillaoorlog tegen het bewind van generaal Batista begon dramatisch slecht, maar bracht hem twee jaar later aan de macht.
Op 1 januari 1959 deed Fidel Castro zijn triomfantelijke intrede in Havana, aan het hoofd van een colonne bebaarde opstandelingen en met twee duiven op zijn schouders: een onmiskenbaar teken van de Afro-Cubaanse goden en een bewijs van zijn gelukkig gesternte. Dat gesternte en de efficiënte inzet van zijn geheime diensten zouden hem bijna een halve eeuw aan de macht houden.
Het Geheim van Castro’s Overleving
Hoe is het mogelijk dat een communistisch regime het zo lang heeft volgehouden op de drempel van het kapitalistisch bolwerk bij uitstek? ‘Het geheim van het volharden van een zo curieus sociaal experiment is een open deur’, zei de Cubaanse historicus en balling Rafael Rojas. ‘Cuba is een eiland op 180 kilometer van de kust van de VS, de machtigste natie van de planeet. In de symbolische strijd die deze ongelijke buren voeren in het Caribisch gebied, neigt de sympathie van een flink deel van de wereld naar die kleine David. Alle rancunes, stereotypen en vooroordelen die Goliath, de Filistijnse reus, oproept in Afrika en Azië, Latijns-Amerika en Europa, binden zich samen tot een wereldwijde legitimering van het castrisme.’
De Cubaanse revolutie was de verwezenlijking van een romantische utopie. Fidel Castro en niet te vergeten zijn adjudant Ernesto Che Guevara waren de jonge helden die erin geslaagd waren met een handjevol medestrijders een verfoeid dictatoriaal bewind omver te werpen. Het was bovendien de eerste televisierevolutie. Vanaf de eerste dag konden Cuba en de rest van de wereld de bebaarde leider aan het werk zien: Fidel tijdens een urenlange toespraak, Fidel tijdens een interview, Fidel tijdens een persconferentie. Hij deed vooral wat hij het beste kon, en hij zou het altijd blijven doen: praten. En hij betoverde de linkse intelligentsia in de hele wereld, midden in de Koude Oorlog.
De Franse schrijver Jean-Paul Sartre schetste tijdens zijn verblijf in 1960 Fidel Castro als een soort pantheïstische engel: ‘Hij is alles tegelijk, het eiland, de mensen, het vee, de planten, de grond. Hij is het hele eiland.’ Castro was de Revolutie, die ‘in werkelijkheid de eenheid is van caudillo en volk, van Fidel en de natie in een permanente oorlog tegen een externe vijand, het yankee-imperialisme en diens mogelijke bondgenoten op het eiland’. Castro had het zelf niet beter kunnen verwoorden. Alles voor de revolutie.
Veel schrijvers en andere intellectuelen hielden het in 1979 voor gezien met Fidel en zijn revolutionaire experimenten, het jaar dat de Nicaraguanen de macht overnamen en de Islamitische Revolutie in Iran haar ontploffing beleefde. ‘De schoonheid van de Cubaanse revolutie was dat deze plaatsvond op een plek met veel literaire en politieke symboliek, een nog half-ontwikkeld Amerikaans eiland’, schrijft Rafael Rojas. ‘De tragedie van het eiland ligt in de afwezigheid van deze symboliek en in de desillusie die deze oproept, aangezien de revolutionaire opvattingen van Castro een hermetische en autocratische vorm aannemen en alleen worden erkend door een regime dat niet eens kon ontsnappen aan de genadeloze logica van het sociale kapitalisme.’
Economische en Sociale Impact van de Revolutie
Het land kreeg te maken met economische stagnatie en een toenemende afhankelijkheid van buitenlandse steun, met name van de Sovjetunie en later van Venezuela onder Hugo Chávez.
Onder het bewind van Raúl Castro en zijn opvolgers bleef Cuba gevangen in de greep van een verouderd economisch model. Pogingen tot economische hervormingen, zoals de introductie van kleinschalige particuliere bedrijven en beperkte marktmechanismen, konden slechts gedeeltelijk de structurele problemen van het eiland verhelpen. De sociale ongelijkheid nam toe, en de economische problemen leidden tot een aanzienlijke uittocht van Cubanen op zoek naar betere kansen elders.
Vergelijkingen met Andere Revoluties
Vergeleken met andere revolutionaire bewegingen, zoals de Islamitische Revolutie in Iran of de Nicaraguanen onder de Sandinisten, blijkt de Cubaanse Revolutie een unieke casus. De bevlogenheid en idealen die de revolutie in eerste instantie aandreven, maakten plaats voor een vastgelopen systeem dat de oorspronkelijke beloftes niet kon waarmaken. In dit opzicht kan de Cubaanse ervaring worden gezien als een leerzaam voorbeeld van de beperkingen en risico’s van revolutionaire ideologieën wanneer deze in de praktijk worden gebracht.