Op 29 oktober 2025 trokken Nederlanders naar de stembus voor vervroegde Tweede Kamerverkiezingen. Die verkiezingen kwamen er nadat het kabinet was gevallen—de PVV van Geert Wilders stapte uit de coalitie en trok daarmee de stekker eruit. De uitslag? Spannend tot de laatste stem. D66, onder leiding van Rob Jetten, en Wilders’ PVV eindigden vrijwel gelijk met elk zo’n 26 zetels. Maar Jetten’s partij bleek uiteindelijk net iets groter, met een voorsprong van om en nabij 15.000 stemmen. Daarmee krijgt D66 het initiatief bij de kabinetsformatie.
Wilders mag dan sterk hebben gescoord, hij staat buitenspel. Vrijwel alle grote partijen hebben vooraf uitgesloten met hem in zee te gaan. Dat maakt hem, ondanks de uitslag, een toeschouwer in plaats van een speler bij de coalitiebesprekingen. Met een sterk versnipperd parlement – zo’n vijftien fracties – belooft de formatie overigens allesbehalve eenvoudig te worden. Analisten voorspellen een maandenlange puzzel waarbij minstens vier partijen nodig zijn voor een werkbare meerderheid.
Rob Jetten presenteerde zich op de verkiezingsavond als de logische formateur. Zijn boodschap was helder: D66 wil als grootste partij verantwoordelijkheid nemen voor stabiel bestuur en openstaan voor samenwerking over de partijgrenzen heen. Hij gaf aan dat de zorgen van niet-D66-stemmers – over migratie, woningnood, economie, klimaat – serieus genomen moeten worden. Een premier ‘voor alle Nederlanders’, zoals hij het noemde. Wilders daarentegen reageerde zuinig. Hij erkende het verlies, maar zette meteen vraagtekens bij de tellingen, eiste hertellingen en dreigde het proces te frustreren. Toch lijkt zijn positie zwak: zonder bereidwillige partners blijft zijn partij aan de zijlijn staan.
Waarom deze uitslag ertoe doet
De uitslag markeert een opvallende politieke kentering. D66 boekte een winst van 17 zetels ten opzichte van de vorige verkiezingen – het beste resultaat ooit. Amper twee jaar geleden werd Wilders nog de grootste, maar zijn periode in de regering (kort, onrustig, en weinig effectief) lijkt kiezers afgestoten te hebben. Jetten’s campagne met de positieve slogan “Het kan wél” sloeg aan bij een moe en politiek cynisch publiek. De keuze voor een centrumpartij boven extreme tegenstellingen weerspiegelt een bredere wens: rust, betrouwbaarheid, constructieve samenwerking.
In beleidsmatige zin kunnen we grote verschuivingen verwachten. Waar de PVV radicaal wilde snijden in migratie (tot en met een asielstop toe), pleit D66 voor een strenge maar humane koers binnen de grenzen van de rechtsstaat. In klimaatbeleid verandert het speelveld nog drastischer: Wilders wilde stoppen met klimaatmaatregelen, D66 en beoogde linkse partners zoals GroenLinks willen juist versnellen – met extra investeringen in duurzame energie, isolatie van woningen en emissiereductie. Ook op EU-vlak zal Nederland zich onder D66 waarschijnlijk weer nadrukkelijk pro-Europees opstellen, na een periode van euroscepsis onder de PVV.
De vorming van het nieuwe kabinet – waarschijnlijk met een brede regenboogcoalitie – zal de richting bepalen voor de komende jaren. Van migratie en klimaat tot woningbouw en onderwijs: het kompas lijkt voorlopig progressief ingesteld. Tegelijk liggen er valkuilen. De verwachtingen zijn hoog. Burgers willen verandering, geen stilstand of holle beloftes. Of deze politieke draai uitmondt in tastbare verbetering, blijft voorlopig de grote vraag.
Breder bekeken past deze verschuiving in een Europees patroon: het politieke midden herpakt zich na een periode waarin populisten de toon zetten. Nederland kiest (voorlopig) voor dialoog boven polarisatie. Maar die keuze zal zich in daden moeten bewijzen – en daarin wacht het nieuwe kabinet een flinke klus.
Toch is het beeld niet eenduidig. Voor velen betekent deze verkiezingsuitslag geen nieuw begin, maar een voortzetting van uitsluiting en ongemak. Schrijver en politicoloog Mounir Samuel beschreef dat gevoel in een persoonlijke reflectie – ongefilterd, fel en pijnlijk eerlijk. We geven hem hier graag het laatste woord:
Kritische stemmen: het andere verhaal
Hoewel het politieke midden zich herpakt lijkt te hebben en partijen als D66 en GroenLinks-PvdA een hernieuwde koers inzetten, is het publieke gevoel over deze uitslag allerminst unaniem positief. Schrijver en politicoloog Mounir Samuel vatte het in een scherpe, persoonlijke reflectie als volgt samen: “Iedere verkiezing verliest dit land zichzelf iets meer en mij erbij.” Zijn woorden raken aan een bredere ervaring van politieke en maatschappelijke uitsluiting, die onder groepen leeft die zich in de witte, bestuurlijke bovenlaag van Nederland niet vertegenwoordigd voelen.
Samuel beschrijft hoe de verkiezingsnacht – waar menigeen sprak van ‘een overwinning voor redelijkheid’ – voor anderen voelde als een pijnlijke herinnering aan systemisch racisme, sociale uitsluiting en het gebrek aan werkelijk inclusieve representatie. De witte dominantie op het scherm, de dansende Yeşilgöz, het verlies van Timmermans: het is volgens Samuel allemaal tekenend voor een politiek klimaat dat, ondanks zijn progressieve façade, bepaalde burgers structureel buitensluit.
Zijn analyse wijst ook op een structureel probleem: een elite die het beleid bepaalt, een middenklasse die probeert binnen te dringen, en een ‘onderkat’ die zich tegen minderheden keert terwijl het neoliberale systeem ongemoeid blijft. In Samuels visie is D66 niet de redder van de democratie, maar een architect van marktwerking, privatisering en sociale afbraak – een partij die de bodem heeft gelegd voor de groei van extreemrechts, dat met elk compromis dichter bij het centrum komt te staan.
Deze visie contrasteert scherp met het hoopvolle narratief van vernieuwing. Maar ze is niet minder waardevol. Juist in een democratie waarin het vertrouwen broos is, verdienen zulke kritische geluiden een plek. De verkiezingsuitslag mag dan een koerswijziging betekenen – voor velen is het gevoel van ontheemding en verlies nog springlevend. Een werkelijk nieuwe toekomst vereist meer dan een andere coalitie: het vraagt om ruimte voor verhalen die niet in de winstcijfers van partijen zijn uit te drukken.
Hoe D66 de verkiezingen won: een analyse van de eindsprint
Het succes van D66 is geen toeval. Vanaf de val van het vorige kabinet stond de partij klaar met een nieuwe, optimistische koers. Rob Jetten positioneerde zich als de kandidaat van daadkracht en samenwerking, met een strategisch slimme verschuiving naar het politieke midden. Thema’s als woningnood, zorg en bestuurlijke betrouwbaarheid kregen nadruk, terwijl de partij zich profileerde met de slogan: “Het kan wél” — een bewuste verwijzing naar het ‘Yes we can’ van Barack Obama.
D66 wist zich te onderscheiden in een politiek landschap vol cynisme en versplintering, door een campagne die inzet op trots, vertrouwen en samenwerking. Daarbij speelde symboliek een grote rol: steeds prominenter wapperden Nederlandse vlaggen op partijbijeenkomsten — een bewuste poging om de nationale identiteit te heroveren op extreemrechts.
Die vlag kreeg extra betekenis na gewelddadige rellen in Den Haag, waarbij het D66-partijkantoor werd aangevallen. Ruiten sneuvelden, een container werd tegen het pand geduwd, en later probeerde een groep de D66-vlag te vervangen door een Prinsenvlag — het historisch beladen symbool dat vaak door radicaal-rechtse groeperingen wordt gebruikt. Als reactie eigende D66 zich de driekleur juist nadrukkelijk toe, met de boodschap: de vlag hoort bij iedereen. Daarmee combineerde de partij inclusieve patriottiek met een subtiele afbakening tegenover extremisme.
Tegelijk wist Jetten harde thema’s als migratie niet te schuwen: hij sprak over “rotte appels” en problematische asielinstroom, waarmee hij ook VVD- en PVV-kiezers aansprak — zonder de kern van sociaal-liberalisme op te geven.
De ommekeer kwam na een sterk optreden in het RTL-debat, waar Jetten onverwacht kon invallen voor Wilders. Vanaf dat moment begon D66 te stijgen in de peilingen. Mede dankzij een goed georganiseerde onlinecampagne, grote zichtbaarheid op tv (waaronder De Slimste Mens), en het grootste campagnebudget van alle partijen, groeide de partij in de laatste week spectaculair. Volgens data besloot een derde van de D66-stemmers pas in de laatste dagen.
D66 wist kiezers aan zich te binden van uiteenlopende herkomst: progressieven die twijfelden aan Timmermans, teleurgestelde VVD’ers, en zelfs gematigde PVV- of BBB-stemmers. De uitslag is dus deels te danken aan strategisch stemmen én aan een uitgekiende positionering tussen hoop en realisme. Of deze mix ook in de formatie en regeringsperiode standhoudt, zal moeten blijken.
Voor internationale lezers of wie de Nederlandse politiek minder intensief heeft gevolgd: een Engelstalige samenvatting van de verkiezingen van 2025


