Voor velen was het moment van uit de kast komen een bevrijding. Een symbolisch afscheid van schaamte, angst en maatschappelijke veroordeling. Toch lijkt er de laatste jaren een subtiele tegenbeweging gaande: sommige mensen — vaak queer mannen — kijken terug naar de kast. Niet uit nostalgie, maar uit noodzaak, verwarring, of verlangen naar veiligheid. Of zelfs: naar spanning. Wat zegt dat over de tijd waarin we leven?
De Tragiek van Paul Reubens
De documentaire Pee-wee as Himself, over het leven van acteur Paul Reubens1 — bekend van zijn alter ego Pee-wee Herman — legt een pijnlijke waarheid bloot. Reubens vertelt in de film dat hij ooit uit de kast was, een open relatie had met een man, zijn ouders erbij betrok. Maar uiteindelijk koos hij ervoor om terug de kast in te gaan. Niet uit schaamte alleen, maar ook uit overlevingsdrang. Hij wilde carrière maken in een tijd waarin openlijk homoseksuele figuren in de kindercultuur werden gezien als een bedreiging. Een coming-out kon je werk, je status, je bestaansrecht kosten.
Reubens heeft die keuze tot aan zijn dood gedragen. Niet als martelaar, niet als held, maar als iemand die wist wat het hem gekost heeft — en daar eerlijk over durft te zijn. Dat maakt zijn verhaal zeldzaam in onze tijd: het is geen viering van bevrijding, maar een stille erkenning van het gewicht van verzwijgen.
De Kast is Geen Historisch Artefact
We houden ervan te doen alsof de kast iets van het verleden is. Iets wat we achter ons hebben gelaten, samen met zwart-wit-tv’s en rookruimtes in vliegtuigen. Hollywood voedt dat idee graag: denk aan films als Brokeback Mountain of Carol, waarin de kast een tragisch maar passé element vormt van een “donkere tijd”. Maar dat is een illusie.
De realiteit is dat de kast springlevend is — alleen van gedaante veranderd. Het is niet langer per se een plek van existentiële schaamte, maar eerder een strategische zone. Een fluïde plek waar mensen balanceren tussen zichtbaar zijn en zichzelf beschermen. Je bent misschien open tegen vrienden, maar niet tegen je baas. Je partner kent je, maar je ouders niet. Ben je dan uit de kast? Of leef je in een grijs gebied waar alleen “zij die het weten” toegang hebben?
Dat zogenaamde grijze gebied was ooit een overlevingsstrategie binnen de queer gemeenschap. Het werd een onuitgesproken pact: beroemdheden bleven ambigu zolang ze niet expliciet logen, en fans hielden zich gedeisd zolang ze signalen ontvingen. Het was niet ideaal, maar het werkte — tot op zekere hoogte.
Is In De Kast Zijn Nu Een Kink?
Op platforms als Grindr of Sniffies wordt het idee van ‘de kast’ soms zelfs erotisch gefetisjeerd. De “closeted guy” is een rol, een fantasie. Iets spannends, iets verboden. Maar dat fetishiseren van geheimhouding, van het verboden verlangen, maskeert een ongemakkelijke waarheid: dat geheimhouding voor velen nog steeds geen spel is, maar noodzaak. Zeker nu reactionaire krachten in Amerika en Europa hun pijlen opnieuw richten op queer rechten — vooral op trans personen — is de kast geen ironisch tijdsbeeld, maar een actuele dreiging.
We staan niet aan het einde van een geschiedenis, maar middenin een nieuwe fase. En die is allesbehalve lineair of progressief. In een tijd waarin transrechten onder vuur liggen, waarin reactionaire krachten openlijk dreigen met het terugdraaien van het homohuwelijk, is het opvallend dat de kast weer opduikt als thema in films en series. Waarom voelen we die fascinatie voor heimelijke liefdes, geheime identiteiten, verboden verlangens? Soms, laten we eerlijk zijn, omdat het erotisch is. De spanning van het verborgene, de sensatie van het verboden. Maar ook – en misschien vooral – omdat het een manier is om terug te grijpen naar een tijd waarin gay mannen nog het middelpunt vormden van de queer strijd. In een queer cultuur die tegenwoordig meer fluïde en gelaagd is, voelen sommigen zich misschien vergeten of gemarginaliseerd.
Het hervertellen van closet-verhalen functioneert dan als een herinnering: wij deden er ook toe. Maar het is ook een waarschuwing. Want zoals de huidige backlash tegen queer rechten aantoont, kan elke stap vooruit ook weer teruggedraaid worden. De kast is geen artefact uit het verleden. Ze staat er nog steeds, open, en klaar om weer bevolkt te worden.
De Kast is Geen Natuurlijke Toestand
Wat we niet mogen doen, is de kast normaliseren. We mogen haar niet vergoelijken als een keuze die evenveel waard is als openheid. Coming out is nooit alleen een persoonlijke beslissing geweest – het is een politiek moment. Elke keer dat iemand zegt: dit ben ik – thuis, op werk, in de media – wordt het net iets moeilijker voor de onderdrukking om zichzelf onzichtbaar te houden.
Maar tegelijk moeten we erkennen dat open zijn in deze wereld nog steeds gevaarlijk is. Dat je ook moedig bent als je stil blijft om jezelf te beschermen. De kast is geen plek van lafaards. Het is een symptoom van een zieke samenleving die eerlijkheid bestraft. In plaats van mensen te dwingen de kast te verlaten, zouden we de samenleving moeten dwingen die kast overbodig te maken.
Reubens’ Laatste Les
Reubens zei: “Ik hield mijn ware ik lang geheim. En dat werkte… Tot het niet meer werkte.” Die woorden zijn geen verontschuldiging, maar een inzicht. Coming out is geen eindpunt. Het is een voortdurend proces – tegen een steeds veranderende achtergrond van politiek, cultuur en macht. En de kast is geen zwart-wit categorie. Ze bestaat in nuance, in schaduwzones, in contexten waarin zelfs ‘uit zijn’ niet altijd betekent dat je vrij bent.
Laten we dus niet oordelen over wie in of uit de kast leeft. Laten we vechten voor een wereld waarin dat onderscheid geen rol meer speelt. Waar identiteit geen risico vormt, maar een recht. Waar vrijheid niet moet worden verdiend, maar vanzelfsprekend is.
- Paul Reubens (1952–2023) was een Amerikaans acteur, schrijver en performer, vooral bekend van zijn alter ego Pee-wee Herman — een excentriek, kindachtig personage dat uitgroeide tot een culticoon in de jaren ’80. Met de film Pee-wee’s Big Adventure (1985) en de bekroonde kinderserie Pee-wee’s Playhouse (1986–1990) werd hij immens populair, vooral bij jonge kijkers én binnen queer subculturen, waar zijn flamboyante stijl, kampesthetiek en ambigu gedrag resonantie vonden.
Reubens was gedurende zijn carrière omgeven door speculatie over zijn seksuele geaardheid, maar hield deze uit de publieke sfeer. Pas in de documentaire Pee-wee as Himself (2024) sprak hij openlijk over zijn liefdesleven en over het feit dat hij, na aanvankelijk “uit de kast” te zijn, besloot weer terug te keren — deels uit zelfbescherming, deels uit strategische noodzaak binnen een vijandig cultureel klimaat. Deze keuze, die hem jarenlang heeft gevormd, toont de complexe realiteit waarin queer artiesten moesten (en moeten) opereren: de keuze tussen persoonlijke vrijheid en professionele overleving.
Reubens’ verhaal laat zien dat zichtbaarheid nooit vrijblijvend is, zeker niet in een tijdperk waarin kinderentertainment en homoseksualiteit systematisch tegenover elkaar werden gezet door moreel panikerende media en politici. Zijn langdurige stilte was geen unieke uitzondering, maar een pijnlijk herkenbare norm voor velen. Zijn late openheid biedt geen afsluiting, maar nodigt uit tot reflectie: over wat het betekent om jezelf te verbergen, over de offers die worden gebracht om te kunnen bestaan, en over de kracht van eerlijkheid — zelfs als die pas komt aan het eind van een leven. ↩︎