Sinds de doorbraak van Pim Fortuyn in 2002 is Nederland gewend geraakt aan een wonderlijk fenomeen: de politieke verlosser. De outsider die belooft ‘het anders’ te doen, die zich razendsnel omhoog werkt op golven van onvrede — en vaak net zo snel weer bezwijkt onder de zwaarte van de macht.
In de afgelopen 23 jaar zagen we een stoet van verlossers voorbijtrekken: Fortuyn, Marijnissen, Verdonk, Wilders, Roemer, Krol, Baudet, Van der Plas en Omtzigt. Ze delen een stijl van buitenstaanderpolitiek, maar ook een diepere erfenis: ze hebben Nederland veranderd in een angstige democratie. Bestuurders durven nauwelijks nog door te pakken. Politieke moed heeft plaatsgemaakt voor uitstel, tactisch gemanoeuvreer en populistisch spektakel.
De permanente opmars van de verlosser
Waar verlossers ooit een uitzondering waren, zijn ze nu een structureel onderdeel van onze democratie geworden. Fortuyns bliksemsnelle opkomst — en tragische dood — luidde een nieuw tijdperk in. Niet toevallig vinden vrijwel alle verlossers hun steun bij behoudende, angstige kiezers, vooral aan de rechterzijde van het politieke spectrum. Kritiek op migratie is hun gemeenschappelijke taal. Een werkelijk progressieve verlosser is in deze periode niet opgestaan.
“Nederland heeft zich ontwikkeld tot een bange democratie, geobsedeerd door angst voor de kiezer, verlammend bang voor bestuurlijke risico’s.”
De invloed van verlossers reikt verder dan hun zetelaantal. Hun virtuele dreiging dwingt regeringen al een kwarteeuw tot voorzichtigheid. Grote besluiten worden eindeloos vooruitgeschoven: woningbouw, klimaatbeleid, pensioenhervormingen, defensie, stikstofreductie — alles blijft hangen in de wachtstand.
De methodologie van het conflict
In het kabinet-Schoof, het huidige dieptepunt van deze ontwikkeling, zijn drie verlossers samengebracht: Wilders, Van der Plas en Omtzigt. Dat is nog niet eerder vertoond. En de gevolgen zijn vernietigend zichtbaar.
Wilders’ stijl van permanente confrontatie heeft nu het regeren zelf geïnfecteerd. Waar hij ooit als oppositieleider het conflict zocht met alles wat naar elite rook, wordt nu het conflict binnen de coalitie zelf gekoesterd als norm. Elk akkefietje wordt uitvergroot. Kabinetsleden lekken naar de pers. Vertrouwen is verdwenen. Regeren is vervangen door spektakel zonder consequenties: superspektakelleegte.
Omtzigt, ooit de belichaming van tegenmacht en democratische controle, heeft uiteindelijk zelf de strijd gestaakt. Op 18 april 2025 kondigde hij zijn vertrek uit de politiek aan, omdat het hem niet lukte te herstellen van een burn-out binnen de Haagse chaos. Zijn aanvankelijke missie — het herstellen van vertrouwen in de rechtsstaat — liep vast in de logica van conflict en bestuurlijke onmacht waarin hij meegezogen werd. Omtzigt koos uiteindelijk voor zijn gezondheid en zijn gezin, maar zijn afscheid markeert ook het falen van een politieke cultuur die zelfs haar meest integere hervormers opbrandt. De partij die hij oprichtte, Nieuw Sociaal Contract (NSC), blijft achter in een fragiele coalitie die zonder zijn gezag nog instabieler is geworden. Wat begon als een belofte van tegenmacht eindigt zo in stilte, in plaats van in de fundamentele democratische vernieuwing die zo hard nodig was.
De BBB en het failliet van bestuurlijk conservatisme
Nergens wordt de kunst van het niet-regeren schrijnender zichtbaar dan bij de BBB, en in het bijzonder bij landbouwminister Femke Wiersma.
De stikstofcrisis, hét dossier dat Nederland letterlijk op slot heeft gezet, vraagt om doortastend beleid. Maar wat levert de BBB? Wéér een uitkoopregeling voor boeren — een maatregel die eerder al voor miljarden euro’s nauwelijks stikstofreductie opleverde.
Experts zijn vernietigend: uitkoop is inefficiënt, willekeurig en leidt vooral tot het versterken van de grootste, meest vervuilende bedrijven die het minst bereid zijn te stoppen. Met andere woorden: we kopen vooral de kleintjes uit, zodat de groten nog harder door kunnen groeien.
De nieuwe regeling, waarvoor opnieuw 750 miljoen euro wordt uitgetrokken, herhaalt exact dezelfde fouten: vrijwilligheid zonder richting, geld zonder garanties, beleid zonder impact.
Minister Wiersma durft niet te sturen. Ze verschuilt zich achter ‘perspectief bieden’ aan boeren — terwijl ondertussen het perspectief voor natuurgebieden, jongeren op zoek naar woonruimte, en toekomstige generaties verder wordt uitgehold. Dit is niet regeren. Dit is kapituleren.
Van angst naar autocratie
Het diepste probleem zit echter dieper dan slecht beleid. Een kwart eeuw van verlosserspolitiek heeft bij grote groepen in de samenleving een verlangen aangewakkerd naar autoritair leiderschap.
Wilders’ kiezers geven niets om het feit dat binnen de PVV geen interne democratie bestaat. Integendeel: ze zien de eenmanspartij als een verfrissend alternatief voor het gesteggel en gekonkel van ‘de politiek’. De roep om een ‘sterke leider’ groeit, gevoed door de aanblik van een coalitie die enkel haar eigen ruzies kan managen.
De weigering van NSC om een debat te voeren over de waarschuwingen van de Raad van State — dat de democratie fundamenteel onder druk staat — symboliseert het failliet van deze generatie politici. Tegenmacht is vervangen door medeplichtigheid aan het verval.
Tijd voor échte verandering
Wat ons rest is een pijnlijk eenvoudige waarheid: verlossers hebben Nederland niet bevrijd, maar verlamd. Ze hebben het politieke systeem veranderd in een angstmachine, waarin bestuurders steeds minder durven, steeds minder kunnen en uiteindelijk zelfs steeds minder wíllen.
“Als we nog een toekomst willen waarin democratie méér betekent dan conflict zonder resultaat, dan moeten we de verlosserspolitiek achter ons laten.”
Niet nog meer schijngeruzie. Niet nog meer miljarden verspild aan onzinnige regelingen. Niet nog meer angst voor het volk. Wat we nodig hebben, is een radicaal andere koers: een koers die vertrekt vanuit solidariteit, duurzaamheid, gelijkheid — en die begrijpt dat echte democratie soms betekent dat je moeilijke keuzes durft te maken, mét en vóór de mensen, en niet tegen beter weten in voor het eigen hachje.
Snelheid als politieke middelvinger
Alsof de bestuurlijke chaos nog niet genoeg was, koos het kabinet-Schoof ervoor om symbolisch nog wat extra olie op het vuur te gooien: de herinvoering van 130 kilometer per uur op de snelweg.
Wat ogenschijnlijk een onschuldige maatregel lijkt — ‘even lekker doorrijden’ — is in werkelijkheid een bewust revanchistisch gebaar. Niet alleen tegen overheidsregels, maar vooral tegen alles wat nog riekt naar klimaatbeleid en collectieve verantwoordelijkheid. De boodschap is helder: individuele vrijheid boven het algemeen belang, economische belangen boven milieuzorg, spektakel boven wetenschap.
De maximumsnelheid van 100 kilometer per uur werd destijds niet voor niets ingevoerd: om stikstofuitstoot te beperken en de natuur te beschermen. Dat deze maatregel nu wordt teruggedraaid, bewijst opnieuw hoe diep de verlossersmentaliteit het bestuur heeft vergiftigd: elk verstandig compromis wordt weggezet als zwakte, elke rem op de vrijheid om te nemen wat je wilt als onderwerping aan ‘linkse gutmenschen’.
De herinvoering van 130 kilometer per uur is dus geen beleid, het is een politieke middelvinger — een bevestiging dat deze coalitie liever oude ressentimenten viert dan echte problemen oplost. In een tijd waarin bestuurlijke daadkracht nodig is, kiest men voor symbolische wraak.
Fietshelmcampagne: Symboolpolitiek in optima forma
Alsof de terugkeer naar 130 kilometer per uur nog niet genoeg liet zien waar dit kabinet de prioriteiten legt, lanceerde PVV-minister Barry Madlener onlangs ook een nationale fietshelmcampagne: Zet ’m op.
Op het eerste gezicht lijkt het sympathiek — meer veiligheid voor fietsers. Maar achter deze actie gaat vooral een pijnlijke waarheid schuil: het is pure afleidingsmanoeuvre. In plaats van te investeren in bredere verkeersveiligheid, veiliger infrastructuur of het beperken van de dominante autologische ruimtelijke ordening, kiest men voor cosmetische maatregelen die niets fundamenteels veranderen.
De fietshelm wordt zo een symbool van bestuur dat niet bestuurt. Een kabinet dat weigert echte keuzes te maken voor duurzame mobiliteit, milieuvriendelijke steden en sociale rechtvaardigheid, maar zich verschuilt achter campagnes die vooral de verantwoordelijkheid bij het individu leggen: bescherm jezelf maar, wij doen niets.
In Amsterdam, ooit hét icoon van de fietsstad, is het invoeren van de helm een anachronistische, bijna cynische zet. In plaats van het versterken van collectieve voorzieningen, viert men weer de illusie dat individuele oplossingen maatschappelijke problemen kunnen afdekken.
Ook dit is het erfgoed van de verlossers: bestuur vervangen door schijnoplossingen en serieuze maatschappelijke vragen wegwuiven met marketingtrucjes.